Pas als ik die ochtend wakker word en de gordijnen open trek, merk ik dat iemand die nacht een briefje onder de deur heeft geschoven. Het ligt schuin, met een kleine vouw, alsof het de voorbije uren aanstalten wilde maken om de badkamer te betreden. Door een kier valt zonlicht naar binnen, de straal valt op het blad papier dat daardoor tot leven komt en het stof op het vasttapijt doet dansen. Ik rek me uit met de geeuw van een luie kater, spring uit bed en lees: ‘Hotel Cabo de Hornos, Punta Arenas. Er is wind vandaag. Wilt u alstublieft het venster niet openen. Als u dit toch wenst te doen, gebruik dan beide handen of bel voor assistentie. Als u van plan bent het hotel te verlaten, wees dan voorzichtig op de hoeken van het plein en de straten.’
Heikki en ik hadden vooraf even in het boek Where Chefs Eat geneusd, een soort bijbel met adressen overal ter wereld waar bekende koks graag de benen onder tafel stoppen. Eén had de aandacht getrokken: Kiosco Roca, in de eerder genoemde Calle Fagnano. Gids Julio vertelt: ‘het is een café dat tot het historisch erfgoed van Chili behoort. Vroeger stond het op de Plaza de Armas, en toen het daar moest verhuizen, hebben ze het in zijn geheel op een enorme oplegger geschoven en hier weer neergezet. De regering heeft het een prijs gegeven omdat het zo’n uitstekend voorbeeld is van onze Patagonische gastvrijheid.’
In 2012 werd Kiosko Roca ‘la Mejor Picada de Chile’. Minister van cultuur Luciano Cruz-Coke vloog tweeduizend en nog wat kilometer om de prijs te overhandigen voor het beste broodje, warm gebakken met een spread van chorizo en eventueel een plakje kaas. Locals drinken er een milkshake van banaan bij, wat er met een koosnaam het Patagonische combo wordt genoemd. Meer dan de intrinsieke kwaliteit van het broodje – toegegeven, het smaakt hartig en warmt je op – charmeert Kiosco Roca met een unieke einde-van-de-wereld sfeer. De krantenbezorger eet er aan hetzelfde tafeltje als de bedrijfsleider. Pet en das verbroederen op een paar vierkante meter geschiedenis. Buiten zien alle poolmutsen er per slot van rekening hetzelfde uit.
Mauricio Alvarez, de ‘jefe de expedicion’, legt er de nadruk op: het is geen cruise, maar een expeditie. Ontschepingen en de daarbij horende veiligheidsmaatregelen worden tot in den treure ingeoefend en herhaald. Wie zonder zwemvest opduikt, wordt wandelen gestuurd. Het zal later tijdens de vierdaagse vaart een moeilijke evenwichtsoefening blijken, en dat mag je volgens Mauricio ook letterlijk nemen. Er is doorgaans een wat ouder, vooral Noord-Amerikaans publiek aan boord. Niet iedereen heeft zich vooraf gedocumenteerd of naar de raad van de reisagent geluisterd. Het gebeurt niet zelden dat reizigers aangepast schoeisel vergeten, op hakken of ballerina’s rondhossen, of dat zij niet voorbereid zijn op de wisselende weersomstandigheden, geen waterdichte broek bijhebben, of een windjack, of handschoenen en mutsen. ‘Je wilt het niet meemaken dat zo’n parmante dame dan onderuit gaat op de gladde paden rond een gletsjer, en de rederij voor de rechter sleept.’
Het eerste echte hoogtepunt van de reis komt ’s anderdaags, met de doorsteek van het Beaglekanaal en het bezoek van de Piagletsjer. Het schip vaart niet, het schrijdt het kanaal in, tot de oevers almaar dichter lijken te komen en we ons op een andere planeet begeven. Alles wordt stil, de motoren, de natuur, de mensen aan boord. Er wordt niet meer gepraat, hoogstens gefluisterd, gezucht, alsof het de weergave van een stomme film betreft. Mauricio laat iedereen van boord gaan, zodiac per zodiac. ’s Morgens had hij nog een uitstekende causerie gegeven over het ijs en over glaciologie. ‘IJs is de beeldhouwer van het Patagonische landschap,’ had hij verteld. ‘Er zijn vier grote ijsvlaktes: het Noord-Patagonische ijsveld, het Torres del Paine Nationaal Park, het Darwin Ice Field in Vuurland en het Zuiderijsveld. Vroeger had je de Bijbel. En volgens velen daarna Charles Darwin als het over evolutieleer gaat. Maar er was ook de Zwitser Louis Agassiz, de vader van de moderne glaciologie en de eerste wetenschapper die bewees dat de wereld cycli van ijstijden kent. IJs is de jakobsladder van alle materiaal, ijs vertelt alles over het verleden. Men weet intussen dat een ijstijd zich ongeveer om de 120.000 jaar herhaalt. Waarom we ijstijden kennen, is moeilijker te verklaren. De Serviër Milankovic deed in 1940 een poging door te bepalen hoe de positie van de Aarde wijzigt in verhouding met die van de zon, en hoe die positiewijziging een invloed heeft op het lange termijnklimaat en de klimaatveranderingen.’
Het zeeniveau stijgt met andere woorden enkel als het ijs dat zich op het land bevindt smelt
Global warming is dus niet meer dan een modegril van doemprofeten, of anderzijds gewoon een onontkoombaar gegeven? Mauricio lacht minzaam. ‘23.000 jaar geleden was het ijs veel dikker in Patagonië. Dat weten we. De oceaan bevond zich honderd meter lager. Dat veranderde toen de mens voor het eerst voet aan land zette, 12.000 jaar geleden. Je mag niet vergeten dat het zeeniveau niet stijgt als smeltend ijs drijft. Dat heeft immers dezelfde massa. Het is veel gevaarlijker als het antarctische ijs smelt. Het zeeniveau stijgt met andere woorden enkel als het ijs dat zich op het land bevindt smelt. Dat is vandaag het grootste probleem.’
Wat ons in de zodiac, terwijl we de kreunende ijsmassa naderen, tot de hamvraag leidt: wat is een gletsjer? De definitie is eenvoudig: een massa bewegend ijs, of een ultratraag bewegende rivier van ijs. En waarom ziet ijs er vaak blauw uit? Dat heeft met de frequentie van licht te maken. Rode en gele kleuren hebben een lage frequentie en verdwijnen snel. Blauw heeft een hoge frequentie en wordt gereflecteerd.
55°56’ S. 67°19’ W. Zonsopgang 04:19. We liggen nog in bed als de Stella Australis Kaap Hoorn bereikt, het meest zuidelijke punt van het Amerikaanse continent. Het is een ijkpunt, en hoewel geen plek van absolute schoonheid toch uitzonderlijk en mythisch. De zon schijnt, het is met plus drie graden celsius een eerder warme lente-ochtend en de omstandigheden lijken ideaal voor een ontscheping. De rederij garandeert die niet, ofschoon het voor de meeste reizigers het perfecte hoogtepunt van de reis is. ‘Vorig jaar hebben we op zes van de zestig afvaarten niet kunnen ontschepen aan Kaap Hoorn,’ legt Mauricio me uit terwijl ik mijn waterafstotende broek aantrek. ‘Dat is een goed gemiddelde.’ Wat is dan precies het gevaar? ‘De wisselende weersomstandigheden. Het kan zonnig zijn en twee minuten later zie je geen hand meer voor je ogen. Soms is de oceaan ook veel te ruw. Er is geen steiger, je stapt van de zodiac recht de houten trap op, en beklimt de rotsen.’
Na een eerste inspectie wordt het sein op groen gezet. De condities zijn ideaal. De zodiacs varen af en aan, en vanop het schip zie je een lange sliert in oranje reddingsvest gestopte expeditieleden de trappen beklimmen. Traag, als in een ritueel. Ik stap in het laatste bootje, wil de tocht op eigen ritme doen, Kaap Hoorn in alle poriën proberen ademen. Boven aan het krakkemikkige, met nachtijs bedekte trapje prijkt een schrijn ter ere van de heilige maagd. Twee, drie ex-voto’s zijn er achtergelaten, dankbetuigingen voor steun aan het ruwste einde van de wereld. Een paar opoe’s krijgt het benauwd. Boven op de vlakte staat een nijdige ijswind die recht uit de zuidpool lijkt te waaien. En een keer we het beroemde monument van de albatros bereiken, is het hek van de dam. Het duurt geen twee minuten voor een sneeuwstorm opsteekt die het zicht in mum van tijd tot nihil beperkt.
Kaap Hoorn is Chileens grondgebied. De vlag wappert er trots en het eiland wordt het jaar door bewaakt door een luitenant van de Chileense armada die er zijn woonst heeft aan de vuurtoren waar toeristen hun kaartje achterlaten. Daar staan we dan, op de plek die de Bounty pas na maanden kon ronden, tweeduizend vierhonderd kilometer zuidelijker dan Kaap de Goede Hoop, elfhonderd kilometer meer naar het zuiden dan het uiterste punt van Nieuw-Zeeland. Op 3.700 km van de Zuidpool en welgeteld 954 km van Antarctica. ‘Die reis doen we ook af en toe met de Stella Australis,’ vertelt Mauricio.
Als je gedurende 10.000 dagen 1 mijl per dag aflegt, stap je van Zuid-Afrika naar Azië
’s Avonds wordt uitvoerig gepraat over Vuurland. Over Ushuaia, de meest zuidelijke stad, met 65.000 inwoners. Puerto William, de écht zuidelijkste bewoonde plek ter wereld, een dorp met drieduizend bewoners. Over de Patagones, de oorspronkelijke bewoners, verdeeld over een aantal verschillende stammen: de Aonikenk, de Kawesqar, en de bekendste en meest legendarische van allemaal, de Yamana. Darwin beschreef dat er zo’n drieduizend Yamana waren. Het waren kleine mensen, niet groter dan 1m60. Theorieën genoeg over hoe ze hier terecht kwamen. Dat ze ver en lang reisden, over de generaties heen, als nomaden, was een feit. Mauricio: ‘als je gedurende 10.000 dagen 1 mijl per dag aflegt, stap je van Zuid-Afrika naar Azië. De wereld was toen één lang strand!’ Langs de Beringstraat toch ook? ‘Correct, maar men reisde veel verder. De Franse etnoloog Paul Rivet beweert dat Zuid-Amerika niet enkel door Aziaten bewoond werd, maar ook door Melonesiërs en Polynesiërs.’
We leren meer over de Yamana in het kleine museum van Wulaia Bay, dat er als een kostschool uitziet en het eerste echte grote gebouw is dat we de vier voorbije dagen hebben gezien. Er leeft nog welgeteld één volbloed Yamana, horen we. De dame is een eind voorbij de tachtig, heet Cristina Calderon en woont in Puerto William. Haar zoon, een halfbloed, is kok op zusterschip Via Australis.
Het was een Nederlander die Kaap Hoorn ontdekte, Willem Corneliszoon Schouten. In het scheepsjournaal staat letterlijk: ‘twelck (de Kaap) onse president ter eeren des stadts van Hoorn noemde Capo Hoorn.’ Het is een Belg die Ushuaia op de kaart zette. Adrien de Gerlache staat in stenen vorm stuurs over het Beaglekanaal te waken. Op 16 augustus 1897 vertrekt hij met de Belgica vanuit Antwerpen naar het zuiden. Begin februari 1898 bereikt het schip Antarctica, na een laatste bevoorrading in Ushuaia. Het standbeeld is een zeldzaam rustpunt in het verrassend drukke Ushuaia, dat leeft van de backpackers, de avonturiers, de ontdekkingsreizigers. Alle bekende sportmerken hebben er een winkel. De bars en restaurants doen er gouden zaken. Ik wandel nog even langs de boulevard, met de neus in de wind, terwijl een schrale lentezon de baai bronsgoud kleurt. De eeuwige, altijddurende wind. Die je met één, maar soms ook met twee handen moet vastnemen vooraleer hij je voorgoed ontsnapt.