Vanwaar die keuze voor Thailand?
Dankzij mijn broer die voor Brussels Airlines werkt, heb ik altijd veel kunnen reizen en had ik al snel uitgemaakt voor mezelf dat ik ooit in het buitenland wilde wonen. Omdat ik vrienden had op Curaçao, heb ik even overwogen om naar daar te trekken. Het grootste probleem was dat ik me daar toch niet helemaal veilig voelde. In Thailand, daarentegen, is er bijna geen sprake van criminaliteit. Uitgaan in Bangkok voelt veiliger dan in Antwerpen. Daarnaast reisde ik sowieso al veel naar Thailand en kreeg ik in 2012 de kans om mede-eigenaar te worden van The Buddha View, hier op Koh Chang. Twee jaar later heb ik dan uiteindelijk de stap gezet om permanent naar Thailand te verhuizen.
Hoe zou je Koh Chang omschrijven?
Het eiland ontvangt in normale tijden best wat toeristen, maar er is absoluut geen sprake van massatoerisme zoals dat op Koh Samui ondertussen wel al het geval is. Je vindt hier dan ook nog een grote lokale gemeenschap die helemaal niet met toeristen werkt, waardoor er veel minder sprake is van verwestering. Vroeger trokken vooral backpackers naar hier, maar vandaag is Koh Chang eigenlijk een echt familie-eiland geworden. Wat het eiland voor mij uniek maakt, is dat het lijkt op Jurassic Park (lacht). Het midden ervan bestaat uit een grote, groene berg die door zijn jungle onbewoonbaar is. Iedereen leeft dus aan de stranden errond. Deze zijn misschien net niet zo idyllisch als die van Koh Samui, maar je krijgt er wel mooiere natuur voor in de plaats. The Buddha View bevindt zich meer aan de oostelijke kant van Koh Chang, in Bang Bao. Daar vind je vooral ruwere stranden en is het rustiger. Onze nieuwe zaak, Filou Cocktail Lounge, ligt in Kai Bae, de westelijke kant van het eiland die wel over mooie, witte stranden beschikt.
Hoezeer heeft de coronacrisis ingehakt op jouw droomleven?
Voor onze zaken hier en voor de plaatselijke bevolking hoop ik natuurlijk dat de grenzen snel weer opengaan. The Buddha View is sinds maart vorig jaar gesloten, omdat we daar grotendeels afhankelijk waren van buitenlandse toeristen. Elke dag dat we die zaak niet kunnen openen, kost ons handenvol geld. Filou Cocktail Lounge ligt wat centraler, waardoor we daar gelukkig wel kunnen rekenen op Thaise toeristen en op z’n minst geen verlies draaien. Daartegenover staat dat ik nu eigenlijk net meer dan ooit mijn droomleven kan leiden (lacht). Ik krijg de kans om het onverstoorde Thailand van dertig jaar geleden te ervaren. Daarom heb ik ook al vrij snel besloten om zoveel mogelijk rond te reizen én om mijn passie voor fotografie verder te ontplooien. Ik besef dat ik me in een unieke positie bevindt om mensen even te laten wegdromen en vooral om het land te promoten. Toeristische trekpleisters als Maya Bay en Koh Phi Phi, die er normaal in het hoogseizoen eerder uitzien als de dijk van Blankenberge in de zomer, kan je nu bezoeken zonder ook maar één toerist tegen te komen. Ook de natuur hier profiteert zienderogen: het water is overal helderder dan ooit tevoren.
‘In het zuiden van het land, in Songkhla, heb ik dan weer een heel ander Thailand ontdekt’
Heb je zo ook verborgen pareltjes ontdekt?
Absoluut. Thailand blijft mij elke dag verrassen. Wat ik echt de moeite vond, bijvoorbeeld, was Nan, een provincie in het noorden, tegen de grens met Laos. Hoewel Nan naast het bekendere Chiang Mai en Chiang Rai ligt, slaan toeristen deze streek meestal over. Toch zou ik zeker aanraden om Nan op te nemen in je reisroute. Dankzij de vele rijstvelden is het in de eerste plaats een heel mooie, groene provincie die ook best heuvelachtig is. Dit maakt de regio uitermate geschikt voor een leuke roadtrip. Omdat er nog weinig sprake is van toerisme, kan je er bovendien nog het authentieke Thailand ervaren.
Ook wanneer je in Bangkok verblijft, hoef je eigenlijk maar dertig minuten naar het oosten te rijden om even te ontsnappen aan de drukte in de groene oase van Nakhon Pathom. Daar vind je opnieuw prachtige rijstvelden én cafés die heel Instagrammable zijn. Iedereen in Thailand is gek van Instagram tegenwoordig, al zijn ze daar helemaal nog niet zo lang mee begaan. Tot voor kort was een restaurant met plastic stoelen en een tafellaken van Donald Duck volgens de Thai het beste restaurant van het dorp, simpelweg omdat het eten er lekker was (lacht). Nu beginnen ze meer en meer in te zien dat het aantal klanten toeneemt wanneer ze hun zaak er ook mooi laten uitzien.
Chantaburi is nog zo’n plek waar je je hart kan ophalen als je houdt van mooie koffiezaken. De stad staat vooral bekend om haar edelstenen en is dan ook een trekpleister voor internationale juweliers. Toch vind ik Chantaburi ook als toerist de moeite waard. Het is een heel leuk stadje naast een rivier, met een mooie old town – zoals we dat hier zeggen – en bovendien eentje waar je nog veel traditionele Thaise restaurants vindt. Ook de stranden in de regio moeten helemaal niet onderdoen voor die van de bekendere gebieden, maar de kans dat je ze voor jezelf hebt, is wel eens zo groot.
In het zuiden van het land, in Songkhla, heb ik dan weer een heel ander Thailand ontdekt. Bijna alle gebieden die zich ten zuiden van Phuket bevinden, worden namelijk hoofdzakelijk bevolkt door moslimgemeenschappen. Songkhla is een erg mooie en unieke provincie in die zin dat je er prachtige moskeeën kan bezichtigen, en dat in een Thais landschap.
Welke restaurants en hotels zijn je bijgebleven?
Zowel qua hotels als qua restaurants profiteer ik nu natuurlijk van de kans om ze zonder al te veel drukte en vaak voor een fractie van de normale prijs te bezoeken. Chata Thamachart Cafe in Nakhon Pathom is ongetwijfeld een van mijn favoriete ontdekkingen. Een smal bruggetje brengt je tot een barretje midden in een rijstveld, waar je kan genieten van verse koffie en Thaise lekkernijen met een prachtig uitzicht. Daarnaast blijf ik aan mensen die naar Thailand komen ook altijd Jay Fai aanraden in Bangkok. Ze is een waar icoon geworden, de zeventigjarige vrouw die Thais streetfood bereidt met een skibril en er een Michelinster voor kreeg. Toch weigeren veel toeristen bij haar te dineren, omdat ze vasthouden aan de idee dat alles in Thailand goedkoop moet zijn. Een kleine €27 voor een reusachtige omelet boordevol verse king crab die ook nog eens een ster waard is? Ik zou niet twijfelen (lacht).
Soneva Kiri in Ko Kood is zonder meer het beste hotel waar ik ooit verbleven heb. Ja, er hangt een stevig prijskaartje aan vast, maar als je enigszins de middelen hebt, moet je zo’n hotel gewoon eens gedaan hebben. Alleen al de service is zo exclusief dat je je een echte jetsetter waant. Het hotel beschikt over een privévliegtuig waarmee ze je ophalen in Bangkok en naar een eigen eilandje vliegen. Vandaar word je met een boot naar het hotel gebracht, waar het personeel je staat op te wachten. Tijdens het regenseizoen is een verblijf er iets goedkoper, al is dat natuurlijk relatief (lacht). Een ander hotel dat ietwat betaalbaarder is, maar eveneens in luxe baadt, is Santhiya Tree in Koh Yao Yai. Het bijzondere aan dit hotel is dat het volledig uit houtsnijwerk bestaat. Tot een paar jaar terug werd dat als iets ouderwets gezien, maar nu iedereen op zoek gaat naar fotogenieke locaties wint het weer aan populariteit.
Zie jij jezelf binnen vijf jaar nog in Thailand wonen?
Ik zie mezelf alleszins niet teruggaan naar België. Ik ben de levensstijl hier nu zo gewend en voel me hier ook helemaal thuis. Verhuizen naar een andere streek in Azië, daarentegen, sluit ik niet uit. Bali zou dan mijn eerste keuze zijn, vooral omdat ik graag surf. Waar Thailand nog ruwer is, is Bali natuurlijk eerder een mooiere versie van Europa, inclusief watervallen en jungle (lacht). Toch zou ik ook daar zeker kunnen aarden. Moest je in Bali honden mogen binnenbrengen – wat nog niet het geval is – zou ik misschien nu al naar daar verhuisd zijn, maar momenteel blijf ik dus nog even hier bij mijn vier trouwe vrienden.
Door Rani Guinée.