Augustus. Op de anders zo verlaten dorpskernen duiken plotseling dure sportwagens, Mercedessen en Porches met Zwitserse en Franse nummerplaten op. Al weken werden verlaten huizen verlucht, tuinen opgeknapt en zwembaden gevuld want deze maand keren de Portugese emigranten voor hun jaarlijkse vakantie en masse naar hun moederland terug. Ze dragen hippe zonnebrillen en laten het geld over de toonbanken rollen. Hun kinderen praten perfect Frans en kijken je zelfverzekerd aan.
Er zal gefeest worden. In feite houdt dit land nooit op met feesten: iedere week wordt er wel ergens vuurwerk de lucht in geschoten, een patroonheilige geëerd of een lokale zanger op het podium verwacht. Augustus vormt daarvan de apotheose en de uitgewaaierde families verzamelen aan copieuze tafels of bewierroken, op met lichtjes afgebakende marktpleinen, de Portugese cultuur en terra. Het begon vorige week al met een heus Festa dos emigrantes voor zowel de migranten als emigranten.
“Bem-vindo em Portugal, turistas,” zeg ik met een knipoog aan drie wedergekeerde Portugese zonen die in Parijs een bouwbedrijf runnen. We schuiven mee aan de familietafel in een bergdorp van een zakdoek groot. Onder de mannen gaat er een fles crème de cassis van hand tot hand, gevuld met wijn uit een coöperatieve. We krijgen hompen maïsbrood toegespeeld en eten salade uit de tuin met ringen pittige, rauwe ui. In een oude wijnfles zit zaligmakende vinaigrette en van grootmoeder krijg ik tot twee keer toe haar arroz de marisco opgeschept. Je moet het de Portugezen nageven; het zit in hun bloed om te delen en ik moet mijn best doen om niet beschaamd te worden bij zoveel genegenheid.
Het zou een spreekwoord moeten zijn: Vraag aan vier Portugezen uitleg en je krijgt vijf verschillende antwoorden
De reden van ons bezoek is echter niet om te feesten. We zijn in dit gehucht beland omdat onze aannemer ons liet stikken nadat we hem een groot voorschot betaalden en we willen via via te weten komen of het tijd is om een advocaat onder de arm te nemen.
“Nooit op voorhand je geld afgeven,” waarschuwen de twee jongste zonen.
Aha.
“Ze blijven je aan het lijntje houden.”
Oké.
“Dit wordt een uitputtingsslag.”
Damn.
Drie maanden geleden vertelde iedereen ons echter dat het normaal is om op voorhand te betalen omdat Portugese bedrijven niet over een materiaalstock beschikken. Het zou een spreekwoord moeten zijn: Vraag aan vier Portugezen uitleg en je krijgt vijf verschillende antwoorden.
De oude vader komt erbij zitten. Hij leerde zijn zonen het vak en het respect voor deze man is groot. “Bel nu naar die aannemer,” zegt hij aan zijn enige dochter, met wie we bevriend zijn, maar de aannemer wimpelt haar af.
“Goed, die vent heeft drie dagen tijd om een datum te geven. Zoniet, dan rijden we maandag met mijn advocaat naar zijn bedrijf,” zegt vader.
“Dat is meer dan een uur rijden,” reageer ik.
“Valt toch mee?” antwoordt hij met de motivatie van een renpaard.
Ook de oudste zoon mengt zich in het gesprek: “En? Plooit de aannemer?”
“Nee.”
“Dan gaan we het bedrijf gaan lastigvallen.”
Helemaal zijn vader, denk ik haast trots, maar ik weet mezelf geen houding te geven want ik zie het de Belgen nog niet doen; vreemdelingen aan de familietafel uitnodigen, laat staan er hun nek voor uitsteken of ze met een feest eren…. Maar één ding besef ik maar al te goed: dit is een van de beste landen om migrant te zijn.