Om met haar te praten moet ik mijn hoofd in mijn nek zwieren want haar terras ligt op de eerste verdieping.
Iedere ochtend wandel ik de heuvel op naar het buurtwinkeltje om er zes broodjes uit een meelzak te vissen. Ik zie dat er een zak eieren aan onze poort hangt. Enkele minuten tevoren had ik die poort op een kier gezet. Er was niemand te zien maar iemand had mij gezien en een gaatje door de plastic zak geprikt zodat die aan een roestig haakje gehangen kon worden. Het moet van onze buurvrouw zijn die al de hele week kroppen sla uit de moestuin brengt. Vandaag zijn het gelukkig eieren.
Aan het begin van de travessa staat een andere buurvrouw op haar terras. Vorige week vroeg ze of ik er alleen woonde, in dat grote huis. Wat ze werkelijk wilde weten, was waarom we geen kinderen hebben om dat huis mee te vullen. Zo gaat dat hier. Om met haar te praten moet ik mijn hoofd in mijn nek zwieren want haar terras ligt op de eerste verdieping. Ze is mager en heeft pretoogjes onder haar borstelige, grijze wenkbrauwen. Bij iedere vraag duwt ze spottend haar kin in mijn richting. Ik vind haar wel cool.
In de winkel zit Lina aan de kassa. Ik vraag haar man om een koffie want naast de groenten houdt hij een cafeetje van enkele vierkante meter open. Dat klinkt hip maar meestal staart hij verveeld naar een televisiescherm terwijl zijn vaste klant, steevast in flodderig kostuum, in het deurgat de voorbijrijdende wagens keurt. Het moet een eeuwenoude verstandhouding van stilte zijn.
De eerste keer leidde Lina me met zachte hand van het café naar de winkel. ‘Drink hier maar je koffie op, dat is rustiger,’ zegt ze. Ik had geen idee wat onder die woorden verborgen lag dus ik knikte vriendelijk toen ze mijn koffie op de toonbank met pastéis de nata plaatste. Ook vandaag staan de vrouwen tussen de kroppen sla en kratten tomaten hun koffie te drinken. Die drinken ze snel en heet op. ‘Bom dia,’ probeer ik en slurp traag van mijn grote café americano. Iedereen kijkt vragend naar Lina.
‘Wie is dat?’
‘Waar woont ze?’
‘Hoe lang blijft ze?’
Lina vindt het wel leuk om ze van antwoord te dienen. Ik knik bevestigend mee om aan te tonen dat ik hen begrijp, maar houd me afzijdig. De tactiek van de man die door zijn vrouw op de rooster gelegd wordt.
Terug thuis staat Beatriz aan de poort. Ze is pas zestien maar heeft nu al de luide mond en krachtige gestes die typerend zijn voor de mensen uit de streek. De eerste keer dat ik haar zag stond ze een uur lang met haar fiets voor ons huis. Toen ik haar wou aanspreken, had ze formeel haar hand uitgestoken. Ze is de enige uit het dorp die zich aan ons voorstelde alvorens ons over onze bedoelingen uit te vragen: ‘Dit huis staat al meer dan tien jaar te verkommeren. Niemand die het wou kopen. Zijn jullie rijk?’
Dat was tenminste klare taal. Sindsdien komt ze af en toe met de honden spelen. Tot haar moeder het in de gaten krijgt. Dan roept een luide stem van over het veld haar naam en zegt dat ze de was nog moet ophangen. Iedere keer tuur ik de huizen af in de richting van de stem zodat ik mijn hand kan uitsteken maar bespeur niemand. Maar het dorp ziet ons duidelijk wel. Zo gaat dat hier.