Station Arnhem ligt als een pas geland sterrenschip na te hijgen tussen Nederrijn en Hoge Veluwe. Vanuit de lage, lange ramen op de hoogste verdieping van het Ibis Styles Arnhem Centre zie ik nog net hoe een geelblauwe intercity een lading lost, kleine mensjes in overjassen en dreigende paraplu’s. Ze zwermen als krekeltjes onder de grond om enkele minuten later weer op te duiken onder de glazen koepel van de ufo die ook wel een beetje op een treinstation lijkt.
‘Deksels,’ zeg ik mijn geliefde, ‘dit moet het mooiste station zijn dat ik ken.’ ‘Luik,’ antwoordt ze met een woord dat een hele vraag vervangt. ‘Ja, Calatrava heeft een icoon gebouwd, maar dit hier is niet pretentieus. Het is een antwoord op hoe je mobiliteit in 2023 moet aanpakken. Je kunt niet anders dan je hier niét onveilig voelen.’
De stadsplanners hebben Arnhem helemaal moeten omdenken en -bouwen, na wat een van de meest verschrikkelijke episodes van de Tweede Wereldoorlog is geweest. Het station wordt omhelsd door supermarkten, een theater, een helle ondergrondse parking, en dus hotels als dit nieuwe Ibis Styles Arnhem Centre, dat op deze avond okselfris ruikt, met een lobby vol prettig gekke kleuren en zo’n receptie die is opgetrokken uit een laptop en een breed glimlachende jongen. Kan een ibis eigenlijk lachen?
Dat lekkers houden we voor ‘s avonds, in restaurant Loca, dat me door een dierbare culinaire vriendin is aangeraden
Of ik een fiets met drie, een met eenentwintig versnellingen of een elektrisch aangedreven fiets wens? De mevrouw van het verhuurkantoor in Otterlo kijkt me onderzoekend aan. Het is een mooie, zonnige winterdag en volgens het KNMI staat er ‘een fikse bries uit west tot noordwest’.
‘Doet u er mij maar een met eenentwintig versnellingen. Die kan ik best gebruiken.’
‘Nou, als ik u was, dan nam ik een elektrische fiets. Als u straks naar het oosten fietst en achttien kilometer lang wind in de rug hebt, moet u daarna ook weer terug. Dat komt niet goed als u hier en daar ook nog wat lekkers achter de kiezen stopt.’
Dat lekkers houden we voor ‘s avonds, in restaurant Loca, dat me door een dierbare culinaire vriendin is aangeraden. Overigens is zo’n elektrische fiets geen brommer. Je moet wél trappen. Eco voel je bijna niet. Boost gaat dan weer aan een rotvaart.
Ik trap in eco naar knooppunt 73 in Harskamp, dat uit alle poriën welstand en toerisme ademt. Je merkt aan alles dat de Veluwe leeft, dat mensen winkels, cafés en souvenirshops hebben opgestart om Nederlanders, Duitsers en steeds meer Vlamingen te verwennen. Dat is het dan ook helemaal: zo’n weekendje Veluwe is één verwenpartij voor geest en lichaam. Je ontspant midden in de natuur, loopt of fietst met wat geluk een edelhert tegen het lijf, gaat een uurtje naar de sauna, dineert met uitgelezen wijnen en slaapt als een otter. Want laten we nog één keer, en dan nooit meer, dat hardnekkige misverstand uit de weg ruimen: je kunt in Nederland onwaarschijnlijk lekker eten. En het is doorgaans een stuk goedkoper dan bij ons. Een lunchcultuur hebben ze nog steeds niet, maar wat is er mis met een broodje of salade?
Ik mis knooppunt 73, de schuld van de laaghangende zon. Of reed ik inmiddels in boost, waardoor ik het vervloekte pijltje niet zag? Het duurt een kilometer vijf, zes voor ik bij Stroe in de smiezen krijg dat ik de knooppunten bijster ben. Terug is geen optie, dat is dubbelop en dus beslis ik voorlopig de pijltjes te laten voor wat ze zijn en later bij Radio Kootwijk terug in te pikken op het parcours. De Veluwe twijfelt hier tussen glooiend bos, met smalle, rulle fietspaden, en heide die je ontelbare vergezichten biedt. Ik trap tussen heidespurrie en zandzegge, en ruig haarmos dat onmiskenbaar heeft geleden onder de hete Hollandse zomer.
Wat is Het Nationale Park de Hoge Veluwe mooi in deze tijd van het jaar!
Radio Kootwijk ligt als een kathedraal te rusten op velden vol oker. Ik krijg het bijzondere gebouw al in de verte te zien, en even moet ik denken aan een fata morgana, een hersenspinsel, een laat gevolg van de borrel de avond voordien. Want hoe verwacht je hier, temidden de heide, een stuk Nederlands koloniaal erfgoed? Radio Kootwijk was van in 1929 tot aan de Tweede Wereldoorlog een zendcentrale waarmee men familie en vrienden in Nederlands-Indië kon telefoneren. Je moest daarvoor naar een telegrafiecel in een van vier Nederlandse steden en betaalde 33 gulden voor een gesprek, in die tijd een heus fortuin. Koningin-moeder Emma opende de centrale met de legendarische woorden “Hallo Bandoeng, hier Den Haag.”
Lang sta ik stil bij de architectuur van Gebouw A, het hoofdgebouw, de werkelijke kathedraal, ontworpen in gewapend beton door de architect van de Amsterdamse school Julius Luthmann. Hij liet zich inspireren door het zendstation van Telefunken in het Duitse Nauen en vanuit zijn belangstelling in de Egyptische mythologie, zo doet het verhaal de ronde, ook door een sfinx.
Radio Kootwijk werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers bezet en na de bevrijding goeddeels voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt. Het duurde tot aan het eind van de 20ste eeuw vooraleer de hekkens rond het station werden neergehaald, en iedereen weer vrije toegang kreeg tot de site. Het wild, de voetgangers en dus ook die ene fietser die op een winderige winterdag in boostmodus de terugtocht naar Otterlo aanvat.Van Otterlo naar het Kröller-Müller Museum is het een kwartier fietsen. Dat is een flink stuk aangenamer dan de 36 km van de dag voordien, die door mijn knooppuntverwarring uiteindelijk 41 km werd. Geen museum in Nederland ligt zo pittoresk als het Kröller-Müller, of het zou het Mauritshuis in Den Haag moeten zijn, met dichtgevroren Hofvijver. Vanuit Amsterdam of Schiphol worden busjes en limousines met Chinezen en andere Aziaten aangevoerd, in opperste staat van verrukking. Het Kröller-Müller herbergt de op één na grootste van Goghverzameling ter wereld, na het museum dat zijn naam draagt in Amsterdam. Dat lokt vele tienduizenden buitenlandse bezoekers. Ze vallen net als ik in extase door de ruimte die hen geboden wordt om kunst van dit torenhoge niveau te bewonderen, rond te struinen in de beeldentuin, stilletjes te grinniken bij de beelden van Jan Fabre die zichzelf met een hoorn heeft gesculpteerd. Monet is te zien, Seurat, Picasso en Mondriaan! En onze eigen James Ensor, met zijn kenschetsende stijl die op de grens ligt van maatschappijkritiek en een burleske bal populaire. Hoogtepunt is welzeker De Aardappeleters van Vincent van Gogh, al was het maar om te bewijzen dat de meester veel onheilspellender werk aankon dan zijn Zonnebloemen en andere door het Provencaalse licht geïnspireerde schilderijen.
Wat is Het Nationale Park de Hoge Veluwe mooi in deze tijd van het jaar! De reeën laten zich niet zien in de buurt van het museum, net als de moeflons en everzwijnen. Maar het licht, dat nu eens vlekkerig, dan weer in lange bundels door het bladerdak valt, dat doet aan lange, zomerse dagen denken. Daarvoor kun je al eens een knooppunt of twee missen.
Door Toni De Coninck.