Ter inleiding: Nederland kent momenteel 11 werelderfgoederen, variërend van unieke natuurgebieden tot kenmerkende architectuur. De volledige lijst bestaat uit de Neder-Germaanse Limes, de Hollandse Waterlinies, de Koloniën van Weldadigheid (met België), de Van Nellefabriek in Rotterdam, de Amsterdamse Grachtengordel, de Waddenzee, het Rietveld Schröderhuis in Utrecht, Droogmakerij De Beemster, het Woudagemaal bij Lemmer, Schokland en omgeving in de Noordoostpolder en de Molens van Kinderdijk-Elshout.
Ik kende De Beemster niet. Nou ja, van de kaas. Vraag tien Belgen waarvan zij de naam Beemster kennen, en de kans is groot dat ze alle tien ‘van de kaas’ zullen antwoorden. De kaasmakerij heeft destijds in de beste Nederlandse traditie een mooie marketingcampagne gevoerd in ons land. Maar De Beemster is dus ook een streek, op driekwart uur rijden boven Amsterdam. En een ‘droogmakerij’. Met de inzet van 43 windmolens verliet in 1612 de laatste druppel water het Beemstermeer. Wat overbleef was een strak geordend landschap van akkers, wegen, kanalen, dijken en nederzettingen. Het is precies dàt landschap dat in 1999 op de UNESCO-lijst met Werelderfgoed werd geplaatst. Dankzij de drooglegging.
Nederland telt natuurlijk nog wel meer polders, maar De Beemster was het eerste grootschalige landschapsproject in de wereld waarin het principe van de Gulden Snede van Da Vinci volledig werd toegepast. Een verkavelingspatroon van vierkanten en daarmee volgens klassieke opvattingen een volledig harmonieus geheel. Amsterdamse kooplieden zorgden voor de financiering en Jan Adriaanszoon werd aangetrokken om toezicht te houden op de bouw van de 43 molens die het Bamestrameer moesten droogleggen. Die werd in 1612 afgerond. Het gewonnen land lag 3,5 meter onder zeeniveau en bleek te bestaan uit vruchtbare klei dat werd verkaveld in een raster van vierkanten. Het geometrische patroon is op een lentedag als vandaag goed te herkennen: er hangen nog niet zoveel blaadjes aan de bomen, en de beken met weerkaatsend blauw water vormen een scherp contrast met het frisse groen van de weilanden. Helaas hebben de watermolens, die hier destijds de boel droog maalden, de tand des tijds niet doorstaan. Toen de stoommachine opkwam, en later de elektriciteit, vond men die molens maar een arbeidsintensief en inefficiënt karwei. En werden ze dus met de grond gelijk gemaakt. Als je graag wil zien hoe het droogleggen in zijn werk ging, kun je de Museummolen in buurpolder de Schermer bezoeken. De enige molen die je nog in het Beemsterlandschap zelf kunt zien is De Nachtegaal in Middenbeemster. Een achtkantige bovenkruier uit 1704 die overigens nog steeds dienst doet als korenmolen.
Van voedselkamer van de hoofdstad tot geboorteplaats van de wereldberoemde Carel Fabritius
Ik word wakker in het fraaie gastenverblijf Unique Ludique in Middenbeemster, ontbijt met rozijnenbol en jong belegen kaas. Het is inmiddels gestopt met regenen, over de akkers kun je de hele wereld zien. Ik ‘voel’ De Beemster, en de innige band tussen mens en natuur. Hier moet je leren leven en werken met de natuur. Nederland is er de voorbije eeuwen in geslaagd niet alleen land te winnen op het water, maar het ook vruchtbaar en economisch rendabel te maken. Dat merk je niet alleen aan de Beemsterkaas, maar ook aan het lokale bier, de zachtrode Valery aardappel, de geitenkaas die ik ’s middags eet in het restaurant-cum-winkel-cum-sociale project ‘Bij Moeders’. Daar werken mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, en nog anderen die een achterstand hebben op de arbeidsmarkt.
Maar het lappendeken stimuleert en biedt ook kansen aan andere ondernemers. In het Fort Resort Beemster is het deze ochtend over de koppen (en ook wel naakte lijven) lopen, want dit is een van de mooiste spa’s en wellnesscentra in Nederland. In de achtertuin kun je zelfs in de unieke hideaway ‘Klein Bali’ overnachten. In het Beemster Bomenmuseum (arboretum) vertelt een jong, gepassioneerd stel over de unieke verzameling houtige gewassen, die in hun parkachtige omgeving tot in lengte van dagen kunnen blijven groeien. Het Beemster Bomenmuseum is de twee na grootste verzameling bomen en struiken van Nederland! Om je te verplaatsen kun je (elektrisch) fietsen of bij minder prettig weer een Renault Twizy huren. Het geinige tweezittertje heeft stoere vleugelportieren en een geruisloze motor. Ideaal om de twee Unesco Werelderfgoederen te ontdekken: de Stelling van Amsterdam en Droogmakerij De Beemster zelf. Je tuft door de kaarsrechte verkaveling waarbij je onderweg van alles over haar bijzondere onstaansgeschiedenis kunt leren.
De Beemster werd ruim 400 jaar geleden drooggelegd. In winter en herfst was het gebied de eerste tijd zo goed als ontoegankelijk. Het landschap was drassig, je zakte weg in de klei. Maar op het nieuw gewonnen land ontstond een nieuwe economie. Van voedselkamer van de hoofdstad tot geboorteplaats van de wereldberoemde Carel Fabritius en van de Stelling van Amsterdam tot de verhalen van Betje Wolff. In het Betje Wolff museum kom ik bij een kop thee meer te weten over feministe en schrijfster Betje Wolff. Zij woonde hier van 1759 tot 1777 en schreef boeken over opvoeding, politiek en schijnvroomheid, wat redelijk ongehoord was in die tijd. In het museum zie je haar gerestaureerde schrijfkamertje en wordt er een film getoond over haar leven.
Ik onthoud van De Beemster vooral het licht. De ruimte en de mensen. De onschatbaar lieve mensen, die hun drooggelegde land koesteren als een juweel onder een stolp. Amsterdam is een plan, maar De Beemster is soms gewoon een beter plan. Vijfenveertig minuten rijden voor de ontdekking van de hemel.
Door Toni De Coninck.
Meer info en inspiratie via de website van De Beemster en holland.com.