Er zijn mensen voor wie tafelen in Nederland een nachtmerrie is. De doodstraf, of toch minstens levenslang. De schreeuw van Münch. Ik word ook niet vrolijk van de puntjes witbrood, karnemelk en kalfskroketten die er uitzien alsof iemand ze net uit de muur heeft gehaald. O, wacht.
Maar kijk, eerst haalden de noorderburen ons netjes langs rechts in met hun bonte verzameling Michelinsterren, van Jonnie Boer tot Sergio Herman. En vervolgens ontstond in de grootsteden een beweging die in Europa eigenlijk alleen te vergelijken valt met de wijken Neukölln in Berlijn, Shoreditch in Londen en Vesterbrö in Kopenhagen. In Amsterdam noemen ze dat ‘het nieuwe ruig’, een filosofie die hand in hand gaat met stadsvernieuwing, of met een moeilijk maar beter woord: gentrificatie, de herwaardering van een stadsdeel.
Wijnschrijfster Esmee Langereis neemt me mee op een wandeling door de Staatsliedenbuurt, in stadsdeel West. Het is een warme zomeravond, kinderen hossen in badpak over straat, in het Westerpark kringelt rook boven hoopjes geblakerde houtskool. ‘Je moet je voorstellen dat hier dertig jaar geleden krakers de plak zwaaiden. Toen burgemeester van Thijn op een gure decemberdag in 1984 poolshoogte kwam nemen, werd hij beschimpt en bespuwd. Het was de periode toen kraker Hans Kok stierf, volgens sommigen na politiegeweld, volgens anderen na een overdosis.’
De Gouden Hoek is een plek naar mijn hart. De juiste bieren, correcte wijnen en een beperkte kaart waar je niettemin alle kanten mee op kunt.
De Gouden Hoek
Het is nauwelijks voor te stellen dat de straten rond het Van Hogendorpplein en het Van Limburg Stirumplein vroeger pure anarchie waren, tot een eind in de jaren 90 van de vorige eeuw zelfs. Politie en overheid hadden er niets te zoeken, de krakers hadden er hun eigen wetten en bepaalden wie waar mocht intrekken. Het is een gezellige buurt vandaag, multicultureel, gezinsvriendelijk, en met een niet te stuiten hoeveelheid lekkere plekjes.
Aan tafel, in het Viscafé De Gouden Hoek, komen Redouan en Aicha erbij zitten. Hij Marokkaan van geboorte, zij half-Algerijns, half-Amsterdams. ‘Maar helemaal West,’ voegt ze er grinnikend aan toe. Ze hebben het over de hippe tentjes van de De Clercqstraat en de zogenaamde freezone van de Jan Evertsenstraat, waar bijvoorbeeld kappers een drankje mogen verkopen, en waar minder knellende regels gelden voor ondernemers. Zo is er toch nog iets van die wilde harenperiode overgebleven. ‘En je moet zeker naar BoLo, het stadsdeel Bos en Lommer,’ lacht ze. Esmee kijkt een beetje sip. ‘Alsof de Belgische toeristen daar wat verloren hebben.’ We grappen en grollen, het wordt al een hele klus om iedereen eerst West en Oud West te leren ontdekken.
De Gouden Hoek is een plek naar mijn hart. De juiste bieren, correcte wijnen en een beperkte kaart waar je niettemin alle kanten mee op kunt. We bestellen mosselen, tartaar van makreel, poon, mushy pea, venkelsalade, fish & chips en gefrituurde spiering. De chef bereidt de fish op drie verschillende manieren: met bierbeslag, in pankokorst of met tempurabeslag. Van de rekening val je niet omver: 9,50 euro voor fish & chips, mosselen maken je 11,50 euro armer. Bijgerechten moeten 3,50 euro kosten, de vis van de dag – in ons geval poon – is samen met de oesters het duurdere gerecht: 13 euro.
In bovenstukje
In het Westerpark heerst ‘s anderdaags een schier tropische sfeer. Er wordt gefrisbeed, gebarbecued en meisjes trekken er schaamteloos hun topje uit. Op de terrasjes van De Bakkerswinkel en Gustafson lurken hippe jongens met baard aan een flesje craftbier en worden tosti’s gesmuld. Het Westerpark moet haast wel het epicentrum van al dat herwaarderen zijn, met zijn restaurantjes, en de North Sea Jazz Club, en de Tony Chocolonely chocoladefabriek, en de studio waar Pauw en De Wereld Draait Door worden opgenomen. In de Westerwijnfabriek kun je lekkere natuurwijnen proeven. ‘Een beetje hardcore,’ zal Esmee daarover zeggen. Maar ik vind de riesling bijzonder lekker, en op de borrelkaart staat lekkers als pizza bianca met pulled pork, en zuurdesembrood met coppa of makreel.
Wat verderop zit ook nog eens Mossel en Gin, een concept dat ik wat beperkend vind, maar hé, het is Amsterdam, en hier lijkt alles te lukken. Als Amsterdam beslist om die schelpdieren met gin te combineren, dan vindt het publiek dat goed. ‘En dan vooral omdat je hier alle gins zowel in halve als in hele glazen kunt bestellen,’ zegt Esmee. Nee, dat Westerpark heeft het helemaal voor elkaar. Als we ‘s avonds op het terras van Piet de Gruyter saisonbier drinken, zien we hele families naar dat park trekken, met picknickbankjes, en dekentjes en tassen vol spijs en drank. Het enige dat hier de voorbije maanden nog gekraakt wordt, zit in een fles en is wijn, bier of – welaan, dit is jeneverland – nog sterkere drank.
Klassieke bal
West en Oud West vloeien naadloos in elkaar over, als de wissels van de tramlijn. In de Foodhallen wordt nog ijverig gepoetst en achter de schermen worden de eerste broodjes gesmeerd en reepjes ibericoham gesneden. Stipt om 11u gaan de deuren open voor het grote publiek, en kun je in een twintigtal barretjes en restaurantjes en standjes terecht voor alles wat multicultureel Amsterdam zo bijzonder maakt. Het concept is een beetje geïnspireerd op andere Europese indoormarkten als de Torvehallerne in Kopenhagen, de Mercado de San Miguel in Madrid en Borough Market in Londen. Ik vind het zelf nog het meest op de markt van San Miguel lijken: ook daar koop je bijvoorbeeld een paar plakjes pata negra bij de ene handelaar, om dan bij de andere verderop de gang een glas fino of rioja aan te schaffen.
Ik doe me een portie gefrituurde softshell krab in een gestoomd broodje bij Le Big Fish, en wil daarna absoluut de vijf culinaire bitterballen proeven van De Ballenbar. ‘Vindt u het niet een beetje warm daarvoor?’, vraagt het meisje vriendelijk vooraleer ze de ronde dingen in het vet kogelt. Ach, welnee, helemaal niet. De Foodhallen zijn in de zomer net lekker fris! De ballen komen op een ebbenhouten plankje met uitsparingen, en daaronder staat geschreven wat je te eten krijgt: rund, bouillabaisse, tom kha gai, geitenkaas en truffel. Daarbij hoort een potje mosterdmayo. Het verdict: geitenkaas en truffel zijn de lekkerste, en de klassieke rundsbal doet het ook prima. In de Foodhallen kun je een hele dag doorbrengen, of in de vooravond gaan borrelen en lekker lang blijven hangen bij drie of vier van de foodstalletjes. Aanraders, naast de al eerder genoemde: Godfather’s Kitchen, en Viêt View. En daarna een taartje bij Petit Gâteau of een ijsje bij Yogen Früz.