In de achtertuin van het Kleine Berghotel, hartje Lesachtal, dagen rijpe, blozende appels de zwaartekracht uit die doorgaans bij de maand september past. Sandra Egartner maant de kinderen tot kalmte aan, de wielen van hun gocart doen het stoffige grind opspatten dat ’s ochtends netjes was bijeengeharkt, naast de tuin met alpenbloemen. Het is een heerlijke dag in Karinthië, zo’n dag die je het leven in een stad voor eeuwig doet afzweren om ergens geiten te gaan hoeden, en wilde kruiden te plukken, zoals Sandra dat voor haar gasten elke dag doet in de zomer.
’s Ochtends verschijnen huisbereide jams en lokale kazen en hammen op tafel, met lokaal gekarnde boter en stevig, donkergrijs brood.
De Egartners hebben maar een klein hotel – het héét ook letterlijk Das Kleine Berghotel. ’s Ochtends verschijnen huisbereide jams en lokale kazen en hammen op tafel, met lokaal gekarnde boter en stevig, donkergrijs brood. En als je in de namiddag van je wandeling terugkomt, is er werkelijk niets dat je tegenhoudt om op het terras een halfliterpint of stevige schnaps achterover te slaan. Het leven in de bergen, quoi.
‘Kijk,’ zegt Sandra, ‘dit hier is zevenblad. We hebben natuurlijk veel brandnetel in de bergen, en paardenbloemen. En hondsdraf. Al die kruiden hebben een uitstekend effect op je gezondheid. Wij maken er een soep mee, met en voor de gasten. In de voormiddag gaan we samen plukken, ’s middags kunnen ze mee in de keuken de soep bereiden.’ Er wordt een heleboel duizendblad geplukt, en madeliefjes uiteraard, en nasturtium, waarvan ik op een of andere manier de Duitse naam Kapuzinerkresse verkies. Die gaan allemaal mee de soep in, aan het eind, om het geheel beet en kleur te geven.
Genussland Kärnten. Zo proberen ze hun regio te vermarkten. En ze doen het steeds beter. Lokale handelaars en producenten en ambachtslui verenigen zich onder het slowfood label, of proberen andere initiatieven uit om de wereld te tonen dat ze lokaal koken. In het Schlössl Lerchenhof wordt speck bereid en gerookt onder het ‘gusto’ label. De streek rond Hermagor staat bekend om de uitstekende kwaliteit van het varkens- én rundsvlees, maar ook om de eieren, de kaas en de alpenzalm. De familie Steinwender ontvangt al decennia gasten in hun statige Biedermeierhotel, en die kunnen achteraan ook de boerderij en de rookkamer bezoeken, waar stukken speck tot wel enkele jaren lang rijpen. Ik proef later op het terras vooraan het slot enkele fijne reepjes Gailtaler speck van verschillende ouderdom, en voel de complexiteit evenredig toenemen.
In zijn gastronomisch paradijs in hartje Kötschach vind je het hele gamma, van Italiaanse kazen over Sloveense natuurwijnen tot kaviaar uit Treviso.
Wat is het dat Karinthië zo lekker maakt? ‘Vielfalt,’ klinkt het in koor. Het is een Alpijnse regio, een mens zou schrikken van het aantal drieduizenders, maar in het zuiden rijd je zo Slovenië en Venezia Giulia in, met zijn boomgaarden en culinaire gewoontes die naar het zuiden en de Middellandse Zee lonken. Is het daarom dat er in Dellach, bij de familie Daberer, noedels op het menu staan, nu eens hartig en kruidig, dan weer zwaar, zwoel en zoet? Misschien is het ook wel dé reden waarom Edelgreissler Herwig Ertl over al die grenzen heen kijkt? In zijn gastronomisch paradijs in hartje Kötschach vind je het hele gamma, van Italiaanse kazen over Sloveense natuurwijnen tot kaviaar uit Treviso.
‘Dat is voor mij de echte leuze van slowfood,’ zegt Herwig bij een glas oranje wijn in zijn klimaatgekoelde winkel. ‘Ik noem het grenz:geniale:wege, een parcours dat over de grenzen heen gaat en de Alpijnse met de mediaterrane cultuur verbindt. We hebben immers zoveel om samen over te praten. Alpe Adria Kärnten.’ En zo is Kötschach het epicentrum geworden van de Karinthische culinaire cultuur, een magorium’s wonder emporium vol lekkernijen, een bedevaartsoord voor genieters en genotzoekers.
Ik rijd via de Bundesbahn weer oostwaarts naar de Millstätter See, volg de loop van de Drau, meander tussen de bergen met hun slagschaduw die op diepgroene weiden valt. In Seeboden word ik opgewacht door Peter Sichrowsky, een van de enige nog resterende ‘Hoffischer’ in Oostenrijk. Peter is een van de Reinankenwirte, een gemeenschap van vissers die volgens keizerlijk en koninklijk decreet nog steeds op wilde houting mogen vissen. Het bedrijfje heeft in haar schild de officiële benaming K.u.K. staan, toegestaan halverwege de 19eeeuw door de keizer. En wat de keizer toestond, heeft een eeuwigdurend recht om zo te blijven. En zo roeien we op een stille en gladde Millstätter See, over rimpelloos en intensblauw water naar de overkant, waar Peter kleine netjes uitzet en geduldig wacht tot een aantal visjes verstrikt geraken. ‘Het is nog niet het beste seizoen,’ geeft Peter toe. ‘De dieren gaan straks weer het meer in.’
Het gaat om een aantal eco-glampinghuisjes die ofwel aan de rand van het meer, ofwel wat hogerop zijn gebouwd.
De Millstätter See, dat is 360° genieten. Rondomrond worden tal van micro-initiatieven genomen die het ecotoerisme verder moeten aanzwengelen. Het ‘Biwak under den Sternen’ is daar een van. Het gaat om een aantal eco-glampinghuisjes die ofwel aan de rand van het meer, ofwel wat hogerop zijn gebouwd. Je hebt er alle luxe die je van een goed bed verwacht, maar ’s nachts zet je de deuren wagenwijd open onder de sterrenhemel, ’s morgens word je wakker met de zonsopgang.
Koken kun je er zelf niet, maar in de prijs is een luxe picknickmand begrepen, met uiteraard een verzameling slowfood producten uit de regio, sappen, wijn, en alles om de avond nacht te zien worden, terwijl je in slaap valt in de armen van je lief. Laat dat misschien nog de beste conclusie zijn van een vakantie in Karinthië: onbekommerd in slaap vallen in de armen van je lief. Na een dag vol wonderlijk genieten.