Als de soundtrack van een reis wordt bepaald door de teksten van de nummers, laat het dan Henri Salvador zijn die Sicilië bezingt.
‘Avant que ma jeunesse s’use
Et que mes printemps soient partis
J’aimerais tant voir Syracuse
Pour m’en souvenir à Paris.’
Wat is het toch dat Salvador van Syracuse doet dromen? Waarom plaatst de zanger die stad op dezelfde hoogte als het Paaseiland, of de hangende tuinen van Babylon? Zeker, Syracuse ademt macht en barok uit alle poriën, en de nauwe, smalle en stoffige stegen kunnen amper verbergen dat de Grieken hier huishielden, dat de Romeinen er tempels bouwden. Cicero omschreef haar als de ‘mooiste en grootste van alle Griekse steden’. Cicero! De Romeinen konden niet anders dan die pracht en praal uitbreiden.
Het is een plek die eeuwige rust belooft. Voor de jeugd voorgoed wordt uitgedoofd.
Schatkamer
Als een drakenkop steekt Ortigia de nek uit naar zee. Het lijkt alsof Syracuse niets meer moest weten van haar oudste stadsdeel, en het uitspuwde op de rotsen. Zo ligt het erbij, omringd door albast en krijtstenen wallen, wispelturig gesteente waartegen de Ionische Zee haar golven gooit. Schuimend en briesend zie ik ze te pletter rollen. Iemand waagt een eerste voorzichtige lenteduik. Een kerel in driekwartsbroek speelt met zijn hond. Ik zie hoe hij een balletje in het water gooit, waarna het dier in de branding duikt.
Misschien is het wel de tempel van Apollo die alles zegt over Syracuse. Gebouwd in de zevende eeuw voor Christus. De eerste grote Dorische tempel in Sicilië. Later een Byzantijnse kerk. Nog later een Arabische moskee. Gekerstend, gehavend door aardbevingen, verloren gewaand, gerestaureerd. Achtentwintig eeuwen geschiedenis. Of de Duomo. Ooit de grootste tempel ter ere van de godin Athena! De Korinthische zuilen werden netjes mee in de gevel gekapseld. Barokke toevoegsels zorgden voor decoratie en de opulentie die mensen met verstomming slaat. Ortigia is een schatkamer, een labyrint waarvan je als met een korrelige Siciliaanse citroen eerst de buitenste pel moet schillen om tot het hart door te dringen. In de achterafsteegjes, vincolo en ronco heten ze hier, komt niemand, behalve zij die weten dat er twaalfde-eeuwse middeleeuwse kerkjes staan. Lang blijf ik staan aan de fontein van Arethusa, de waternimf die op haar vlucht voor de watergod Alpheios door Artemis werd gered en veranderd in een waterbron. Het is de onweerstaanbare ligging die me helemaal meeneemt in het verhaal van Henri Salvador: het is een plek die eeuwige rust belooft. Voor de jeugd voorgoed wordt uitgedoofd.
Of er werkelijk zoveel tijgers, luipaarden en andere wilde katten op Sicilië rondliepen, valt te betwijfelen.
Wilde katten
De Romeinen hadden alles met Sicilië. Nu ja, strategischer kon het eiland niet liggen in het keizerrijk. Alle handel voer aan de kusten van Syracuse voorbij op weg naar Carthago, Antiochië, Leptis Magna, Alexandria, de buitenposten in wat nu Noord-Afrika en het nabije oosten is. Het westerse Romeinse rijk viel pas laat in de vijfde eeuw, toen Vandalen en Visigothen de macht overnamen. Dat gaf puissant rijke families de tijd en gelegenheid om bijvoorbeeld een eiland als Sicilië in latifundia te verdelen, enorme uitgestrekte domeinen van agrarisch belang. In het midden van zo’n latifundium stond een villa, waar de landheer gasten ontving en af en toe wat plezier maakte in tepidaria en caldaria, lauwe en warme baden. Niet zelden stond zo’n villa in het teken van de jacht, ontdek ik op een paar kilometer van Piazza Armerina, waar zich de best bewaard gebleven mozaïeken van de Romeinse oudheid bevinden.
De eigenaar van de Villa Romana del Casale moet geen doetje geweest zijn. Een senator, wordt gedacht. Misschien zelfs iemand van de keizerlijke familie zelf. De villa was in elk geval een residentie. Er werd gewoond, geslapen, gegeten. Er werden feestjes gegeven, dieren werden er verzameld en later op schepen naar Rome getransporteerd. Of er werkelijk zoveel tijgers, luipaarden en andere wilde katten op Sicilië rondliepen, valt te betwijfelen, maar anderzijds, de Villa Casale toont ook mozaïeken waar een cycloop op te bewonderen is. Aan fantasie geen gebrek in het oude Rome. Meest in het oog springend is wellicht nog het schaars verlichte tafereel dat in de recente literatuur als de bikini girls bekendstaat. Jonge vrouwen doen aan gewichtheffen, discuswerpen. Ze lopen en reiken lauwerkransen uit. Maar het strophium en het subligar vormden als respectief bovenstukje en lendendoek een gewoon onderdeel van de Romeinse vestimentaire code. Ook in de recente literatuur aan fantasie geen gebrek.
De Etna is geen berg die plots ergens begint en op de top abrupt weer eindigt.
De brullende berg
Op de snelweg van Enna naar Catania brult een man met openstaand raampje in de luidspreker van een iPad die hij met z’n ene hand vasthoudt. Ergens verbaast het me dat hij met de andere hand het stuur van de wagen nog meester is. Sicilianen ondersteunen hun communicatie doorgaans met handgebaren. Ook Siciliaans: minutenlang achter je wagen kleven, je daarna aan een rotvaart voorbij denderen en tweehonderd meter verderop zonder richtingaanwijzer rechts afslaan, zodat je languit in de remmen moet. Reactie van de agressor: babyface. Vermoorde onschuld. Onderdeel van de lokale zeden.
Wel een uur lang heb ik het gevoel rond de Etna te rijden. Eerst zie ik de westerflank, eind maart nog steeds bedekt met sneeuw, uitgesmeerd als een veeg plattekaas op een boterham. Dan heb ik de vulkaan links van me, donkere dreiging met iets wat op verschillende kraters wijst. En als ik tot slot de kust bij Acireale bereik, de oostzijde. Het majestueuze voorgeborchte.
De Etna is geen berg die plots ergens begint en op de top abrupt weer eindigt. Aan alles is te zien dat de vulkaan ooit deel moet hebben uitgemaakt van een groter plan: de kilometerlange aanloop – zeventien vanuit Zafferana Etnea, maar in werkelijkheid meer dan dertig vanaf de kust; de krater die er geen is – er zijn er meerdere, afgebot, halfopen, nooit perfect conisch, naargelang de wispelturigheid van de uitbarsting; het decor dat elk jaar weer verandert – wat zeg ik? Elke dàg weer verandert. De Etna is immers in een actieve bui en net als ik op zo’n 2.800 meter hoogte uit de funivia stap, heeft een gids kolkende lava gezien, niet zo gek ver van de plek waar we zo meteen met de 4×4-bussen heen worden gebracht. ‘Madonna Mia!’, roept een Italiaan. ‘Fartjuij,’ krijst een Duitse peuter als het 4×4-Fahrzeug wordt aangereden. ‘Kat-Kat,’ zegt een Franse jongen die naar schatting maar een jaar ouder is dan het buurmeisje uit het oosten. Het duurt een tijdje vooraleer ik doorheb dat ze het over dezelfde vierwielaangedreven Mercedesbus hebben.
Aan de westflank worden de beste en smakelijkste pistachenoten ter wereld geteeld.
Cultwijnen
De Etna zorgt voor dood en voor leven, denk ik als ik die middag terug naar het hotel rijd. De gestolde lava is op elk traject, in elke bocht van de rit te zien. Grote hompen pokdalig gesteente, die zich ooit als magma een weg naar beneden hebben gezocht. In Zafferana, maar ook in het daarnaast gelegen Santa Venerina, zijn de woningen op lava gebouwd. Mét lava gebouwd zelfs, en daarna in de vrolijke Italiaanse kleurtjes geschilderd. Terracotta. Roombeige. Edelrood. Geen vruchtbaarder landbouwgrond dan lava.
Aan de noordkant van de Etna produceert onze landgenoot Frank Cornelissen met het grootste respect voor natuur en landbouw ware cultwijnen waarvan de faam bij liefhebbers wereldwijd mythische proporties aanneemt. Voor zij die een fles kunnen bemachtigen, het moet gezegd.
Aan de westflank worden de beste en smakelijkste pistachenoten ter wereld geteeld, in Bronte. Vuistdikke citroenen of cedraten met smakelijk vruchtvlees worden er tot limoncello verwerkt, of belanden in granité. De amandelboom geurt al vroeg in het voorjaar zoet en zwaar. Verse ricotta wordt gebruikt om cannoli te vullen. Artisjokken worden in hete olie gefrituurd en geserveerd met mousse van burrata, zerpe ansjovis en enkele tere muntblaadjes. Sicilië is een aards paradijs voor lekkerbekken.
In de top-tien
We eten met zicht op de vulkaan, Alfio en ik. Het is zaterdagmiddag, een heiige stoet wolken onttrekt de berg aan het zicht. Links blakert de baai van Naxos in de prille lentezon. Taormina ligt schuin achter ons, achthonderd trappen dieper, omringd door azuurblauw water en wulps groeiende heesters, laurissilva en paasgele bloemen. ‘Wist je dat Zagat dit terras heeft uitgeroepen tot een van de tien met het mooiste uitzicht ter wereld,’ vraagt de restauranteigenaar? ‘En vorig jaar kwam Vanity Fair met hetzelfde verhaal. Stel je voor.’
Een ober met de schuurpapieren stem van de jonge Rocco Granata komt erbij staan. ‘Vijfhonderdduizend euro hebben ze geïnvesteerd in de renovatie van het kasteel, hier aan Madonna della Rocca. En de trappen naar Taormina zijn ze vergeten.’ De jonge Rocco maakt het bekende handgebaar waarbij de duim de vier overige vingers raakt. Politiek komt in Sicilië altijd met handgestes.
Er komt gemarineerde zwaardvis op tafel, net iets te dik gesneden om carpaccio te kunnen worden genoemd. En daarna tandbaars ‘alla ghiotto’, met kappertjes, olijven en kerstomaten waarvan de schil in de hitte van de oven gebarsten is. Hebben restaurants zoals Al Saraceno, de hotels aan de kust, of de overheid algemeen genomen, eigenlijk een plan klaar voor als het de Etna op een dag echt menens wordt? Zoals die keer in de zeventiende eeuw? ‘Niente,’ zegt Alfio. ‘Je hoeft niet bang te zijn van de Etna. Dit is een actieve vulkaan. Er gebeurt elke dag wel iets. De twee gevaarlijkste vulkanen ter wereld zijn die van Yellowstone en de Vesuvius. Daar hoopt de spanning zich op. Als de Vesuvius ontploft, heeft Napels twee minuten de tijd om te evacueren. Una città morta.’ Weer een handgebaar, richting hemel en de heiige stoet wolken.
Taormina was gedurende eeuwen een stad vol brood en spelen.
Oooh’s en aaah’s
Ik verlaat Al Saraceno en Alfio en daal af naar Taormina langs de niet-gesubsidieerde trappen, die inderdaad hier en daar wat oplapwerk en een balustrade kunnen gebruiken. Maar het deert me niet. De oooh’s en de aaah’s volgen elkaar in sneltempo op, langs deze kruisweg die niet alleen de Heer doet lijden. Wat een uitzicht! En wat een wandeling! En wat een ontgoocheling als ik een half uur later in de Via Corso Umberto terechtkom, waar men mij keramieken botervlootjes of naakte centauren uit lavasteen probeert aan te smeren.
Goed, Taormina was gedurende eeuwen een stad vol brood en spelen. Eerst nog redelijk beschaafd. De Grieken hielden vooral toneelvoorstellingen in het theater, dat als een balkon boven het parterre van de stad hangt. De Romeinen voegden de gladiatoren en de wilde dieren toe. We weten allemaal hoe het het Romeinse rijk daarna is vergaan. Alleen de Etna, de berg die nooit zwijgt, overleefde alle seizoenen. Ook de lente van Henri Salvador. De vulkaan kent het geheim van de eeuwige jeugd.