Op een paar kilometer van de internationale luchthaven Banjul rijdt het minibusje een verlaten, deels aan het zicht onttrokken weg in. Het bord dat de weg aankondigt, is verbleekt door wind en zon. De letters zijn rafelig geworden, als een winterhuid die klaar ligt om afgegooid te worden. Ik lees door het gordijn van neerdwarrelend stof nog net twee woorden: No Trespassing.
‘De voormalige presidentiële route,’ legt Mamou uit. De goedlachse gids heeft het niet zo voor de vorige president die na een korte en vreedzame revolutie aan de kant werd geschoven. ‘Hij alleen kon deze weg gebruiken. Het bracht hem rechtstreeks naar de presidentiële lounge van de luchthaven.’
Twee kilometer voor de piste gaan we linksaf, offroad, tussen hagen van brem, heesters, ebbenhouten bomen die de kracht van het klimaat weerstaan. Hier en daar staat een hut. Vrouwen in geelrode hoofddoek schrobben t-shirts schoon in een tobbe vol water. Kinderen hollen luid krijsend achter een geïmproviseerde bal aan. Een man steekt zijn hand op. Wa aleikum salaam.

Verliefd

Het is moeilijk niet op het eerste zicht verliefd te worden op Gambia, hoewel het land niet veel meer is dan een strook land aan beide zijden van de gelijknamige rivier. Op een wereldkaart voelt het vreemd aan, een territorium dat als een litteken door de huid van Senegal klieft. Kaarsrechte grenzen aan de kust, kronkelend als een twaalfvingerige darm in het binnenland. Het land ademt Afrika uit alle poriën: het is luidruchtig, kleurrijk, en helaas leeft één derde onder de grens wat zelfs in een derdewereldland als volslagen armoede wordt bepaald. Toerisme moet die cijfers opkrikken, en om Gambianen in die sector aan het werk te krijgen, is opleiding en onderwijs nodig. ‘De nieuwe president heeft dat goed begrepen,’ vertelt Mamou, ‘nu de bevolking nog. Ik ben zelf ook moslim, maar we moeten stoppen met denken dat Allah het voor ons zal oplossen. Er is werk aan de winkel.’

ROA

In 2010 nodigde de Ballabu Conservation Trust onder leiding van Lawrence Williams een aantal gerenommeerde street artists uit om het goede voorbeeld te geven. Doel: aan de bevolking tonen dat je met creativiteit toeristen kunt aantrekken. In dorpen als Galloya, waar we inmiddels de minibus hebben geparkeerd, mochten ze de muren van de huizen in leem met hun graffiti en andere vormen van kunst bewerken. De kunstenaars waren niet van de minste: Know Hope uit Israël, Remed uit Spanje, TIKA uit Zwitserland, Best Ever uit het Verenigd Koninkrijk en niemand minder dan de uit Gent afkomstige ROA, ook bekend van werk in Oostende, Londen en Gent zelf. Ze noemden het project ‘Wide Open Walls’, omdat het om muren gaat, maar ook over het neerhalen van muren. Mamou: ‘De kunstenaars doen meestal hun ding in anonieme steden. Hier werkten ze op de muren van de compound, en hadden ze interactie met de bewoners van de huizen. Het hele project werd een happening. Voor de artiesten, de community en de bezoekers. Dat zorgt vandaag nog altijd voor dialoog.’

Rul zand

De kinderen van het dorp Galloya zijn zoals verwacht uitermate actief in hun dialoog. Nog voor we er goed en wel erg in hebben, hebben we er twee aan elke hand hangen. Een jonge dorpelinge die enkele woorden Engels spreekt, neemt ons mee tijdens de wandeling, door de steegjes en weggetjes vol rul zand en doorheen bossen vol cashewbomen waarrond indolente bromvliegen zweven. De huizen staan verspreid, er is geen dorpskern. Het zijn boerderijtjes, met lapjes grond waarop geiten liggen. Vensterkozijnen die karmozijnrood zijn geverfd waaruit twee donkere ogen priemen. En het effect op lange termijn? Mamou is vastberaden: ‘Het is belangrijk dat de kinderen naar school gaan, en dat zij er leren hoe zij zelf voor hun toekomst moeten instaan. Gambianen zijn niet lui, maar ze berusten vaak in hun lot en lethargie. Dat moet eruit. We hebben zoveel in onze mars!’

Gambia, deel 1

Dit is deel 1 van onze reportagereeks over Gambia. Volgende keer hebben we het over de begeleide fietstochten die er georganiseerd worden door de Vlaming Bernard Ugille.

Ontdek nog meer artikels over ...