Het blijft verbazen hoe steden met een bijna onvoorstelbaar strategische ligging in een verdomhoekje dreigen te belanden. Doornik ligt niet toevallig in de triangel die ook Kortrijk en Rijsel met elkaar verbindt, en toch is het een stad waar je niet zomaar komt. Die je niet bezoekt omdat je op zaterdagochtend toevallig die aandrang krijgt. Dat is natuurlijk onterecht. Doornik ligt voor nogal wat Vlamingen niet verder dan Brugge of Antwerpen. Dan kun je al eens kwansuis in een trein of auto springen voor een dagtrip of weekend. En de Schelde krijg je er zowat gratis bij.
Dat strategische zeggen we niet zomaar. Doornik is de tweede oudste stad van wat vandaag België is, na Tongeren. Beide steden werden door de Romeinen gebouwd, die er het handje van weg hadden knooppunten met elkaar te verbinden en handelswegen aan te leggen. Doornik werd achtereenvolgens Frans, Engels (de enige stad in België ooit!), Oostenrijks en een onderdeel van de Verenigde Nederlanden, voor het in 1830 deel begon uit te maken van het verse koninkrijk.
Een pareltje, dat zeker. Maar je moet er oog voor hebben
We gaan naar L’Office du Tourisme. Onderweg horen we de Tournaisiens hun heerlijke Picardisch Frans spreken. We begrijpen het wel, maar ook weer niet. Het is het dialect dat ook in de film Bienvenue chez les Ch’tiswordt gesproken.
De toeristische dienst ligt vlakbij ons hotel en we worden er enthousiast onthaald. Voor we het goed en wel beseffen, kijken we in een auditorium naar de kortfilm ‘De Gang van de Tijd’. De film duurt 20 minuutjes en gaat over de geschiedenis van Doornik. Met een vleugje humor wordt alles op een toegankelijke manier verteld.
Na de film gaan we met Rudy op wandel. Rudy is onze sympathieke en gepassioneerde gids, die net dat tikkeltje extra doet en ons meer laat zien dan wat oorspronkelijk op de planning stond. Hij neemt ons mee naar de aloude Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, een indrukwekkend bouwwerk met vijf klokkentorens. Een pareltje, dat zeker. Maar je moet er oog voor hebben. Als je erop begint te letten, zul je zien dat de torens onderling veel verschillen van elkaar. Logisch, want de kathedraal bestaat uit verschillende bouwstijlen. Het is een combinatie van de romaanse én gotische stijl. Bovendien zie je binnen bijvoorbeeld nog oude doopvonten, of de ingang van een soort badhuis.
Weetje: de fundamenten zijn erg oud en er zit wat beweging in het gebouw. Daarom is er apparatuur aanwezig om te meten hoeveel het allemaal precies beweegt.
Rudy neemt ons ook mee naar het beeldjestraject doorheen de binnenstad. Wat we van dit traject vooral onthouden, is dat alles op wandelafstand ligt van elkaar. Alle belangrijke monumenten liggen op een tocht van zo’n twee kilometer van elkaar verwijderd.
Omdat het vlak naast de kathedraal ligt, brengen we ook een bezoek aan het centraal gelegen belfort. Boven heb je een fantastisch uitzicht over de stad, als je geen hoogtevrees hebt natuurlijk. Kleine tip: ga liefst ’s ochtends, dan zijn de smalle wenteltrappen niet overbevolkt.
Om duimen en vingers af te likken, die slow food gerechten
Onze uitvalsbasis is Hotel D’Alcantara. Een uitmuntend driesterrenhotel dat bovendien erg goed gelegen is. Elke kamer is vernoemd naar een kunstenaar – wij verblijven in de van Goghkamer. De kamer is ruim, eigenlijk een soort suite. De comfortabele, gele chaise longue in het midden van de kamer nodigt uit om even te verpozen. Misschien doen we dat vanavond wel, als de dag erop zit.
Het echte centerpiece in deze kamer is het gestileerde zelfportret van de kunstenaar, dat boven het bed hangt. Onder Van Gogh’s goedkeurend oog verlaten we de suite.
Het leven is meer dan geschiedenis en wandelen alleen. De innerlijke mens moet ook gevoed worden. Om even tot rust te komen, lunchen we in The Wich, een slow food restaurant in het hart van de stad. Als voorgerecht nemen we burrata met charcuterie en een slaatje. Hierna volgt een heerlijke tabouleh en aan de andere kant van de tafel een vegetarische pasta. Om duimen en vingers af te likken, die slow food gerechten.
Onze tocht leidt verder naar kunst met een grote K. Wie had ooit gedacht dat een kleine stad als Doornik zoveel moois te bieden had? In het Museum voor Schone Kunsten hebben we een afspraak met de allergrootsten. Denk maar aan namen zoals Monet, Manet en van Gogh. Nog iets dat dit museum mooier maakt, is de Prima Ballerina. Als je het museum binnentreedt, zul je meteen wel weten welk werk het is. Kijk even naar boven: het is dat roze nijlpaard met libellevleugels dat daar zo elegant hangt te bungelen.
We gaan langzaam maar zeker weer de culinaire toer op. Aan de oever van de Schelde ligt Le Bierodrome, een microbrouwerij met veel potentieel. Liefhebbers van gerstenat zijn hier aan het goede adres. Je kunt hier bier degusteren en volop genieten. Maar het gaat verder dan dat. Je vindt er ook brouwketels en allerlei apparaten met knopjes en hendeltjes, wat duidelijk maakt dat hier echt wordt gebrouwen. Je kunt hier ook zelf komen brouwen en workshops volgen. Van de eigenaar komen we verder te weten hoe bier nu juist gemaakt wordt. Welke ingrediënten gebruikt worden, hoe de gisting precies verloopt. Dineren doen we in La Maison des Grillades, met een kaart vol heerlijke vlees- en visgerechten. Wij gaan voor een salade met eend en op het vel gebakken zalm, beide met aangepaste wijnen.
We sluiten onze 48 uur in Doornik af met een event dat om evidente redenen slechts eenmaal per jaar plaatsvindt. Elke Goede Vrijdag is er de Bloemenmarkt, vol bloemen en planten. Op weg naar het station vergapen we ons aan prachtige bloemen en al even kleurrijke mensen.
Door Gracedyne Neirynck.
Foto’s: Tessa Laget.