Dag Heidi. Mensen kennen jou van het programma Django op Klara. Toch een redelijk groot verschil qua genre tegenover jouw werk bij Studio Brussel.
‘Klopt! Ik zat middenin een heel leuk programma op Studio Brussel, waar ik een uur bij de mensen thuis ging om te babbelen. Ik heb altijd graag praatprogramma’s gedaan. Maar ik werd al wat ouder en het idee speelde al wel in mijn achterhoofd of het geen tijd werd om naar een andere plek te gaan. Ik heb dat dan ook laten weten aan de VRT.
En dan ben ik heel plots moeten stoppen met werken. Na een zwangerschapsvergiftiging met complicaties ben ik bevallen op 29 weken. Het kindje lag een hele tijd in de couveuse en ik moest zelf ook revalideren. Uiteindelijk ben ik bijna een jaar thuis geweest. Toen ik daarna bij Klara begon, voelde het voor mij dus niet aan alsof ik van de ene op de andere dag van StuBru naar Klara ben gegaan. Ik had tussendoor ook al een tijdje op Ketnet gepresenteerd. Mensen verhalen vertellen is wat ik altijd het liefst heb gedaan. En als ik dan ook nog het gevoel krijg dat mensen er wat aan hebben, dan doe ik dat graag, of het nu kinderen, jongeren of ouderen zijn.’
Heb je jazz en klassieke muziek altijd al boeiend gevonden?
‘Als je jong bent ga je naar concerten. Het is heel gemakkelijk om iets te vertellen over de muziek van hedendaagse artiesten, dat leeft nu. Maar draai 3 dagen na elkaar de nieuwe plaat van Oasis en je denkt: oei, wat kan ik daar nog over vertellen? De muziek die ik nu draai, gaat al veel langer mee. Oké, je draait misschien voor de honderdste keer Bach, maar wel telkens door een andere uitvoerder, vanuit een andere invalshoek. Die hebben daar allemaal een ander gevoel bij. Ik zit dus ganser dagen te lezen, dingen op te zoeken, en dan heb je weer het gevoel dat je iets nieuws leert. En dat vind ik heel fijn.’
Ook in België is er racisme
Ondertussen woon je al een klein jaar in Oostende. Ben je nog steeds blij met die keuze?
‘Ja, echt wel. Ook nu tijdens de lockdown, omdat de zee zo dichtbij is en de kinderen meer ruimte hebben. We hebben al zo vaak tegen elkaar gezegd: chance dat wij nu hier zijn, en niet waar we vroeger woonden.
Die beslissing om te verhuizen is heel natuurlijk gekomen. Ik ben altijd ergens naartoe verhuisd omdat er een aanleiding voor was. Ik zat op kot in Leuven omdat ik er studeerde, ben in Brussel gaan wonen omdat ik bij Studio Brussel begon te werken, ochtendradio, en ik er anders zo vroeg niet geraakte… Oostende is de eerste plek waar we zelf bewust voor hebben gekozen. Voor de kinderen was dat in het begin wel heel eng, die zeiden eerst resoluut “nee”. Maar ze kwamen altijd mee wanneer we op huizenjacht gingen, dus op den duur werden ze wel gewoon aan het idee.’
Hoe heb je het Black Lives Matter-protest in Oostende ervaren?
‘Wij praten erover thuis en we zijn zondag met de kinderen ook naar het protest gegaan. In Oostende was dat natuurlijk wel helemaal anders dan in Brussel. Hier was 300 man, verspreid over de dijk. Iedereen stond uit elkaar, alleen of met zijn of haar bubbel, en met een mondmasker op. Er was ook geen optocht, het was gewoon een moment. Mensen stonden 8 minuten stil met hun rug naar het beeld, omdat het ook zo lang geduurd heeft dat die politieagent op George Floyd zat met zijn knie.
Ik snap de verontwaardiging over Brussel wel. Ik ben zelf ook risicopatiënt. Ik heb geen bubbel, ik neem geen openbaar vervoer, ga alleen boodschappen doen of naar de apotheker als het echt moet, en dan ga ik ofwel ’s morgens heel vroeg of ’s avonds heel laat. Dus ik snap de reactie van: oei, het is nu niet het moment voor een optocht. Maar ik denk dat heel veel mensen door wat er gebeurd is zoiets hebben van: het is echt genoeg geweest. Het is gewoon heel urgent, en het mag wel eens gezegd worden. We hebben missschien te lang gezwegen. Ik vind het ook mooi dat we nu mensen horen die we daarvoor niet hoorden.
Bovendien hebben de demonstranten in Brussel wel geprobeerd om afstand te bewaren en zo veel mogelijk mondmaskers te dragen. Maar tegelijkertijd zie ik wel beelden van de Meir die volloopt met mensen die vaak geen mondmasker ophebben. Mensen zitten weer tot ’s avonds laat op café, de winkelstraten lopen vol, mensen zitten dicht bij elkaar in het park… En dan merk ik dat de verontwaardiging daaromtrent véél kleiner was dan de verontwaardiging over de mensen die gingen protesteren. Dat geeft een dubbel gevoel.’
Heb je het gevoel dat we met die optochten en acties op sociale media iets fundamenteel gaan kunnen veranderen?
‘Ik hoop het. Ik hoop dat het niet maar even trendy is en dan weer overwaait, maar dat het deze keer echt iets gaat uitmaken. Ik vind het jammer dat het stadsbestuur van Oostende zegt dat de standbeelden van Leopold II niet weggehaald zullen worden. In Brussel hoor je andere signalen, dat er toch gepraat moet worden over dekolonisatie en dat er een werkgroep opgericht moet worden. Ik hoop dan ook dat de acties zorgen voor een signaal waardoor men zal zeggen: Dit kan niet meer. Er zou op z’n minst dialoog moeten komen.
En het gaat niet alleen over die standbeelden. In De Zevende Dag en in Het Journaal hoor je de hele tijd verhalen over “Ik wil een woning huren, maar dat gaat niet met mijn naam” of “Ik heb het gevoel dat ik 2 diploma’s moet halen omwille van mijn afkomst, omdat ik me dubbel moet bewijzen.” Er mag ook wel eens echt over racisme gepraat worden, want het leeft niet alleen in Amerika. Ook in België is er racisme. Ik denk dat dat het signaal is dat al die duizenden demonstraten zondag gegeven hebben – en dan heb ik het niet over die kleine plunderende groep, want dat vind ik ook echt verkeerd. Maar die optocht ging dus niet alleen over Amerika of George Floyd. Mensen willen duidelijk maken dat het tijd wordt dat we racisme ook hier eens serieus moeten nemen.
Het jammere eraan is dat de nadruk nu verlegd wordt naar het coronavirus, en dat heel deze zaak daar weer in ondergedolven zal worden. Maar ergens hoop ik dat mensen er vanaf nu over zullen blijven praten. Misschien is dat naief en idealistisch, maar ik hoop echt dat dit een moment is waarop de dingen veranderen.’
Door Charlotte Dupont.
Foto’s: Nick Decombel.