Februari

Drie dagen en drie nachten lang barsten de wolken boven de vallei open. Tiranniek en ongenadig als een schipbreuk. Tot de vierde ochtend zich als een veldbloem opent en het groen zich trillend en devoot in een weke zon wentelt. Alsof het allemaal maar een grapje was. Water gutst van achter het huis de heuvel af en de lagergelegen terreintjes veranderen in een moeras. ‘Wat gaan we daar mee doen,’ vraagt Davy. Ik haal mijn schouders op, ben nog aan het schuilen. Winters vragen om routine waar je in kunt nestelen, een shelter voor de geest.

Elke ochtend lees ik hoog in de hoek van de patio – waar de lage ochtendzon net komt piepen – een hoofdstuk of drie. Tot mijn humeur betert en mijn lichaam om yoga vraagt. Al weken houd ik me aan een ritme van lenigheid en kracht, adem ik energie in en spanning uit, en probeer ik het evenwicht te bewaren. Na het ontbijt vink ik huishoudelijke taakjes af, leeg ik de vaat, haal ik de lakens af of poets het bad. Ik breng een hoop kleren naar de naaister van het dorp. We praten Frans en tutoyeren elkaar. Op de terugweg drink ik in de winkel een koffie zoals het hoort: staand, snel en leuterend over het weer. In de namiddag waag ik me aan schrijfsels. In de namiddag plan ik de toekomst. Dat wat niet dringend is maar wel belangrijk.

De natuur en ik, wij zijn co-workers en de wereld is onze werkplaats

En tegen de avond bereiden we bloemkool in de oven, of broccoli en knolselder. Overal zie ik spruitjes en roep ik trots: ‘Uit Brussel!’ Wat niet klopt. Toch koop ik er altijd wat extra. In de tijd dat de zon het huis verwarmt, vinkt ook de natuur trouw haar taakjes af. De bonen en kool in de tuin schieten goed op en in de boomgaard bloeien de eerste knoppen open. En voor even ben ik trots. De natuur en ik, wij zijn co-workers en de wereld is onze werkplaats.
Maar dan ontsteekt een spier in mijn been en is het evenwicht weg, en tegen het einde van de maand word ik ziek en moet ik drie dagen en drie nachten het bed houden. Ik sterf een beetje. Op zolder hoor ik de eekhoorns (ratten?) buitelen, onder mij hangen de vleermuizen nog samengevouwen hun winterslaap uit. Davy plant nog vlug een amandel- en avocadoboom, een hazelaar, stekelbessen en frambozen. Vanuit het raam zie ik de zon en de natuur het werk overnemen en – ik zweer het – de eucalyptus groeien… Die aromatische fuckers groeien als kool. De kiwi’s zijn eindelijk rijp en de buren komen hun mand vullen.
Als je wil ervaren hoe het is om de wereld zonder jou verder te zien gaan, verhuis dan naar het Portugese platteland. De wortels beroeren er je fundamenten. Maar de nietigheid duurt slechts tot de vierde ochtend wanneer de dauw verdampt en ik plots begrijp dat de natuur me iedere dag grootmoedig uitnodigt om deel uit te maken van haar kringloop van gewoontes. Dat ik mijn gekke zelf kan zijn bij haar, en dat al de rest erbij in het niet valt. Zo ook de angst voor de dood want ik ruik de lente al, die periode waar alles herboren wordt en de kansen voor het grijpen liggen… Of toch, zolang ik trouw mijn taakjes blijf afvinken ;-). Want zo gaat dat in het leven. Vooruit!

Meer lezen van Sophie? Check haar blog Scrambled Eggs.