Het is een dag als een ander in het dorp waar ik met mijn geliefde en mijn twee kinderen woon. De geur van petrichor verdrijft de lamme hitte van de voorbije dagen en als ik goed kijk, zie ik de kinderkopjes dampen van wellust. Alsof iemand ze net een flinke massage heeft gegeven. Het komt in me op dat kasseistenen ook wel een of andere vorm van voetreflexologie verdienen. Ze dragen de ellende van het volk, aanhoren de klachten, het gezanik, de verwijten en verwensingen. Je zou voor minder staan uithijgen.
Ik heb mij de voorbije vier weken meermaals moeten beheersen om de zelfopgelegde schrijfquarantaine te handhaven. Maar het is zomer, sakkerloot, het seizoen waarvoor de lieve Heer het begrip rust heeft uitgevonden. Met weemoed denk ik terug aan luie, lankmoedige zomers toen kranten robuuster waren dan nu en ze niettemin moesten gevuld worden met bijvoorbeeld de prijs van komkommers of het occasionele lot bloemkolen.
Maar 2020 heeft er helemaal anders over beslist. 2020 is het jaar van de komkommerwraak. ‘We hebben de juiste periode gekozen om naar Frankrijk te rijden,’ zeg ik Priscila wanneer Buitenlandse Zaken de regio waar we vakantie vierden plotsklaps oranje kleurt. Daar zaten we dan, elke dag, met een pastis of muskaatwijn bij het zwembad. Naar het Corbusierhuis van de buren te turen, of naar de Mont Ventoux die ter rechterzijde haar curve prima aan het afvlakken was. ‘Stel je voor dat we twee weken later waren gegaan. Een hele vakantie niemand gezien en dan toch in quarantaine moeten gaan bij terugkomst in België.’
Ja, dat zou een frustratietje geweest zijn. Want in Blankenberge hadden oververhitte malloten met parasols staan gooien, wat in zekere zin an accident waiting to happen was. Het sluitstuk in B-Mineur van opgefokte rebellie, vals vermomd als verveling.
Cultuur is een absolute noodzaak en zal een cruciale rol spelen in het opkrikken van de mentale weerstand
In tijden van crisis wordt de tweespalt tussen believers en non-believers uitvergroot. Je hebt de mensen die voor mondkapjes zijn, je hebt de mensen die ertegen zijn. Je hebt lui die zwarte piet in de armen sluiten, en je hebt er die hem luidkeels naar de hel wensen (Even terzijde, black pete is natuurlijk een foute vertaling; in Wallonië en Frankrijk spreekt men overigens over le père fouettard; in de oostkantons en grote delen van Duitsland en Oostenrijk over Krampus; in alle gevallen zijn dat een soort afzichtelijke saters die geen schoensmeer vandoen hebben om de stoute rol te vertolken naast onze goedheilige Nicodemus. Plato schreef het al: ‘Alles evolueert. Dat is onontkoombaar.’)
Vanop het dorp waaien de klanken van een muziekfestival me tegemoet. Het podium staat dit jaar in de tuin van het cultureel centrum opgesteld. Ik zie foto’s op sociale media van mensen die achter hun tafeltje mee wiegen met de muziek of met de beide handen zwaaien. Er staat een Orval in tegenlicht. Of is het een abdijbier? Ik kan de letters op het glas niet lezen. De mensen zijn dankbaar. Ze kunnen een keertje buiten. Een elleboogje schenken. Duimpje omhoog. ‘Ja hoor, alles goed. We mogen niet klagen. Als het god belieft. Het zijn toch rare tijden. Zolang we maar één kunnen drinken, he!’ Duimpje aan de andere kant. Het glas gaat de lucht in. Een virtuele toost. Cultuur is verworden tot een voetnoot, een pion op het politieke schaakbord, een – als u mij de boutade toestaat – poppenspel waarbij de verkeerde mensen aan de touwtjes trekken. Ze dwalen. Cultuur is een absolute noodzaak en zal een cruciale rol spelen in het opkrikken van de mentale weerstand, wanneer deze vreemde zomer voorbij is, de dagen korten en de duisternis als een zwaarmoedig deken over het land zal vallen.
De donder overvalt me wanneer ik dit schrijf. Het is een aanhoudend geroffel dat uitmondt in een symfonie voor trommel en cimbaal. Daar vallen de eerste druppels al, en meer dan ik had kunnen denken is de regen een balsem voor de ziel. Ik ga maar even wandelen straks.