‘Gent. Ik verblijf in de oude stadskern. Als ik voor links kies, dan beland ik op de Vrijdagmarkt waar een lange rij wagens op een parkeerplaatsje wacht. Ga ik naar rechts dan laveer ik tussen het volk dat zich op de kerstmarkt (winterfeest?) tegoed doet aan glühwein en pensen. Op de Korenmarkt staat het grote draairad. Om het even waar ik ga, is het druk. That most beautiful time of the year. Het voelt allemaal wat kitsch aan. Op weg naar bakkerij Himschoot strompelt een jongeman dronken tegen me aan. In het oude bakkerijtje is het aanschuiven voor een rozijnenbroodje; ik hoor er Frans, Japans, Spaans en misschien Koreaans. Europa verandert stilaan in het grootste museum van de wereld, zo schreef Ilja Leonard Pfeijffer al in Grand Hotel Europa. De oude stadskern kreunt onder het massatoerisme.
Of ben ik het die kreunt? Na al die maanden stilte op het pure platteland is de stad best een uitdaging. Ik verschans me in de nok van het huis. De houten balken zijn er meer dan 500 jaar oud. Dat schept troost. Ik staar over de daken en observeer van achter een raam de mensen op straat. Iedereen heeft pakjes bij. Of een beker glühwein… En een mottige kersttrui of Dr. Martens. De vorige keer dat ik in België verbleef, had iedereen plots een sodastream in huis, ‘want dat is goed voor het milieu’. De kerstperiode is uiteraard een extreme shoppingperiode, maar hoe langer ik op het platteland woon, hoe beter ik mijn oude leven vanop een afstand kan bekijken en hoe absurder ik het vind. Iedereen blijft het maar druk hebben en centjes tellen. Maar iedereen geeft ook veel geld uit aan gerief waar niemand op zit te wachten.’
Soms voel ik me ook een buitenstaander, of heel schuldig
‘Tijd zou een beter geschenk zijn want daar is een groot tekort aan. Tijd om mee te helpen schilderen of een terras aan te leggen, om op de kinderen te letten, om iets lekker te koken voor een ander of gewoon om te luisteren. Echt te luisteren. Dat lijkt me een mooiere intentie om te doen tellen. Deze gedachten zeggen meer over mezelf dan over het volkje dat ik door de smalle middeleeuwse straat zie slenteren.
De ratrace van zwaar werken en zwaar ontspannen, daar zijn we van af, stuur ik naar een vriend met drie hernia’s die niet anders kan dan te blijven werken. Soms voel ik me ook een buitenstaander, of heel schuldig. Want wij leven in een bubbel: we creëerden onze eigen blauwe zone zoals in Sardinië, Okinawa of Ikaria, een plek waar mensen honderd jaar worden, veel fysieke arbeid uitvoeren, lokaal geproduceerde voeding eten en hechte sociale banden hebben. Dat eerste is nog even afwachten maar tijd kost in Romariz — ons dorp — toch geen geld. De moderne levensstijl drong er nog niet door. We verdienen ook minder geld, en eerlijk gezegd is het ook op na de aankoop van de quinta en de verbouwingen. Maar dat is oké. Liever minder geld en meer tijd voor onszelf dan omgekeerd. En dan heb ik het niet over self care of me time, wat eerder bij het commerciële ‘zwaar ontspannen’ hoort.’
Ons leven staat zo verdomd haaks op dat van iedereen die ik lief heb
‘Ik heb het over tijd die we gebruiken om te surfen, te schrijven, te lezen, om eigen groenten te kweken en gezond te koken, om te doen waar ons hart vol van is. Zoveel kost dat niet.
We zijn gaan houden van de lege cafeetjes met hun plastic stoelen en lelijke badkamertegels. Van de schrale seizoensgroenten in het dorpswinkeltje. Van de ruimte, de oceaanlucht en de stilte. Ons leven staat zo verdomd haaks op dat van iedereen die ik lief heb en ik probeer me daar niet meer schuldig over te voelen want aan het zolderraam tussen de oude balken begrijp ik dat de absolute bubbel, de ratrace is en dat weinigen eraan kunnen ontsnappen.
Want het leven gaat niet over geld dat moet rollen, maar over een gezonde omgeving om te groeien.’