CALDO VERDE
Ik ben deeg voor platbrood aan het kneden als een schaduw zich over het keukenraam werpt. Het lijkt alsof iemand de lichten in de van zon overgoten keuken dimde, maar het zijn de wolken die een sluier tussen de aarde en de staalblauwe hemel trekken. Wanneer ik enkele tellen later de tuin in wandel met in mijn kielzog de geur van versgebakken brood, adem ik diep de geur van de natuur in. Eindelijk krijgen we regen. Ik zou wel kunnen dansen tussen de dikke druppels.
Zoals veel mensen begonnen we tijdens de lockdown te zaaien en de lap moestuin waarvan we dachten dat hij het op een paar pompoenen na finaal had opgegeven, transformeerde in een ademteug in een groene, zwiepende oase. Het onkruid staat een meter hoog, maar nu laten de groenten die de wereld voorheen niet de moeite vond om boven te komen, eindelijk hun kopjes en poepjes en kruinen zien. Bij stom toeval had het onkruid hen tegen de zon beschermd en de ochtenddauw langer vastgehouden dan bij de buren. Plots merk ik ook courgetten, spruiten en meloenen op. Hoe grijzer het weer, hoe uitbundiger de natuurkleuren.
Het eergevoel van veel grootmoeders-in-bata gaat samen met de fijnheid van hun bladeren die aan de soep een bepaalde textuur geven
‘Had iedereen een eigen moestuin, de wereld zou een pak mooier zijn,’ zeg ik aan Davy als hij voor het eerst met een pak couve galega en een glimlach tot achter zijn oren aan de deur staat. Caldo verde is een boerenkoolsoep uit het noorden gemaakt van wat de landbouwers bij de hand hadden: aardappelen, ui, knoflook en kool. Al moet de soep steeds meer concurreren met ochtendprogramma’s waar met za’atar en tahina ‘avontuurlijker’ gekookt wordt, ze vormt zowat de ruggengraat van de Portugese winter.
De bereiding ervan is iets wat ik wel al een paar keer gezien heb, maar me nog nooit aan waagde; je snijdt de nerf uit de (bij voorkeur jonge en zachte) bladeren, stapelt ze op elkaar, rolt deze in de lengte als een sigaar op en snijdt ze zo fijn mogelijk. Niet meer dan enkele millimeters. Het eergevoel van veel grootmoeders-in-bata (een soort huisschort) gaat samen met de fijnheid van hun bladeren die aan de soep een bepaalde textuur geven.
De bouillon bestaat uit aardappelen die je kookt met een grof gesneden ui en knoflook. Het kookvocht mix je tot een crème waarna je zout en (extra virgin) olijfolie toevoegt. Als laatste meng je er de fijne blaadjes door en laat je alles tien minuten koken. In het bord leg je enkele sneetjes chouriço. Ik haalde het recept uit een oud kookboek, maar zoals bij ieder gerecht zijn de meningen sterk ‘gezouten’. Sommige vrouwen gooien de chouriço al onmiddellijk bij de aardappelen of zweren ook bij fijn gesneden aardappelen. De soep is lekker met sardienen, maar komt evengoed pas als laatste gang op tafel en is altijd, altijd, altijd aanwezig op familiefeesten waar iemand bij het serveren over de armoede van de vorige generaties begint te praten.
Het is de kringloop van het echte leven, een circulaire wereld die we niet meer als rijkdom herkennen
Maar in de tuin zie ik vooral de rijkdom van verse lucht, stilte en openheid. Een weelde, gewekt door een kringloop van arbeid, bijtjes, insecten en onzichtbare processen in de aarde en regen. Het is de kringloop van het echte leven, een circulaire wereld die we niet meer als rijkdom herkennen, maar waar we ontegensprekelijk deel van uitmaken. Dezelfde energie stroomt door onze aderen en nu de herfst klapperend aanklopt, wil ik oogsten wat we gezaaid hebben; me terugtrekken uit de verwarrende rationele wereld van de maatschappij. Uit die wereld die niet echt aanvoelt; opgebouwd uit technologie met een korte lineaire levensduur. Als ik mijn batterij moet opladen, geef mij dan maar de energie en kracht van de sterren, de maan, het water en de dieren uit het bos verenigd in de groenten uit de tuin en op tafel geserveerd in een grote pot caldo verde.