Het regent al weken aan een stuk door. Dikke druppels die, wel ja, aan een regendouche doen denken. Ongelofelijk dat je daar iedere keer met je kleren door moet, en dat we het normaal vinden.
Het is koud in huis, ook al branden de twee houtkachels. De honden schudden zich na een boswandeling uit over de pasgeboende vloer en Davy schept zijn voeten uit zijn doorweekte bottines, pookt het vuur op. ‘We moeten binnenkort de moestuin naar de beek verhuizen,’ zegt hij, ‘daar daalt het land langzaam af en kunnen we gemakkelijker irrigeren.’
Ik houd mijn adem in. De moestuin helemaal omploegen en bewerken is een heikel punt.
Het is cool om aan een toog te filosoferen over farm to table, en over biologische groenten vol antioxidanten die je zelf geoogst hebt, maar niet als je elke dag op een kil veld vol ongedierte onkruid moet verwijderen dus wat de groentetuin betreft kom ik mezelf serieus tegen: wat ik wil, en daarvoor over heb, zijn twee verschillende zaken.
Ik reageer door niet te reageren maar open een fles rode wijn en schenk ons beiden een glas uit
‘Dat zie je in iedere branche,’ zegt Davy, ‘Iedereen wil het imago en de verdienste maar weinigen willen zich een weg door de verveling en onzekerheid ploeteren.’
‘Wel, om eerlijk te zijn, geef mij ook maar de aangedampte ramen van een overvol café waar mijn kaken rozig worden van een frisse, Belgische pint en niet het geploeter op een mistig veld.’
‘Wel, zo zit de realiteit niet meer in elkaar, Sophie.’
Ik reageer door niet te reageren maar open een fles rode wijn en schenk ons beiden een glas uit. We staren een poos door het raam naar de wind die vruchteloos de kale kruinen van het bos afschuimt en beledigd enkele miezerige bladeren meegrist.
Dit is niet het seizoen voor grote prestaties. Waar je in de herfst nog de vruchten van het afgelopen jaar plukt, blijf je tijdens de winter maar beter spaarzaam, en laat je het land en de geest welverdiend rusten. ‘Ik kan wel leren de schoonheid van schaarste te omarmen,’ zeg ik uiteindelijk tegen mijn man die nog een blok hout op het vuur gooit.
‘Of je kan ook gewoon de voordelen van tuinieren inzien; je bent buiten, je lichaam wordt weerbaar en het is een werk dat voldoening geeft. Status en geld zijn hier bijkomstig en dat bevrijdt je van een hoop kopzorgen.’
We voerden dit gesprek al regelmatig maar ondertussen begrijp ik dat al die schaarste – in de natuur althans – een dekmantel is. De kale kruinen verankerden hun wortels stevig in de met regendruppels verzadigde grond. Alles lijkt stil maar dat alles is ondertussen al wat overbodig is aan het composteren, en zuiverende mineralen aan het laden; ondergronds als een rebel.
Wie schaarste omarmt, verwelkomt ook overvloed, het zijn twee kantjes van dezelfde munt, en gewapend met dat inzicht besluit ik om het een kans te geven. Want de natuur, hoe machtig en rijk ook, kan altijd een extra paar mensenhanden voor haar ondergrond gebruiken. Daarna wacht er voor deze rebelse boerin hartige stoemp, een houtvuur en twee potige handen die haar hart en kont verwarmen tot de bloemen en de bijen verderkunnen en het nakende lentefeest op gang trekken.
Ook dat is overvloed.