Een halve seconde later veert de eerst persoon op uit zijn stoel: koffertje uit het hatrack en als eerste in de rij. Hij is er helemaal klaar voor. De exitlichten springen aan en het vliegtuig maakt een stoppende beweging. Verdorie. Te laat, nu kan ik niets meer zeggen. Ik forceer een glimlach op mijn gezicht maar ik voel de vermoeidheid. De rij wordt langer en ongeduldige ogen staren mij aan. Wanneer gaat die deur nou eindelijk open? Geklop aan de buitenkant. Mijn collega geeft het teken. Tijd om iedereen los te laten en hopelijk een beetje snel ook.
Ik voel een intense gelukzaligheid als ik denk aan mijn fantastisch bed dat thuis op me te wachten staat. Het is een groot bed van twee meter met een speciale, zachte matras en… Oké, focus: glimlachen en passagiers bedanken! ‘Thank you, have a nice day. Merci. Tschüss’ en dit 200 keer.
Ja, een echte levende baby
Soms komt er een glimlach terug, soms zelf een gesproken antwoord, maar meestal blijft het gewoon bij een snelle knik of helemaal niets. Noot aan de lezer: Ja, een kleine ‘dankjewel’ is best wel fijn. Ik werk hard voor uw comfort. Niet vergeten dus. Ik schakel over op automatische piloot en ik bedank er op los. Een bedankje hier, een bedankje daar, Ik ben in vuur en vlam. Voor ik het weet, stapt de laatste passagier uit het vliegtuig. Halleluja, weer een dag overleefd. Vier vluchten op één dag is best heftig, het waren vier volle vluchten met elke keer tweehonderd passagiers, wat dus neerkomt op achthonderd verschillende mensen op één dag. Er waren ook veel schattige kinderen vandaag, kinderen die wel eens durven brullen in de lucht en daardoor toch niet altijd zo schattig zijn. Hé, ik zeg enkel de waarheid.
Ik neem mijn tas en wissel mijn schoenen. Ik maak nog een grapje met de copiloot als ik mijn collega ongeveer vanaf rij vierentwintig iets hoor roepen, waarschijnlijk weer een vergeten computer denk ik eerst. Maar mijn collega lijkt een beetje overstuur en als mijn andere collega, die ondertussen ter plaatse is, een gilletje slaakt begint het tot me door te dringen wat dat kleine bundeltje op haar arm is: een baby. Ja, een echte levende baby. Duidelijk geen computer. De eerste seconde is het leeg in mijn hoofd, mijn tweede gedachte is ‘hoe is dit in godsnaam mogelijk? Wat doen we daar nu mee? Afgeven aan de lost en found? Hoe kan iemand zijn baby nu vergeten? Is dit vergeten of niet willen meenemen?’ Mensen vergeten veel in een vliegtuig: paspoorten, gsm’s, jasjes, cadeautjes… Ik heb zelfs al eens een onderbroek gevonden! Maar baby’s? Dat is best wel nieuw eigenlijk.
De kapitein haalt zijn gsm uit en begint het nummer in te toetsen
De rampagente, de persoon die verantwoordelijk is om alles goed te laten verlopen, komt net eens checken of we klaar zijn om uit te stappen. Haar grote glimlach vormt zich om tot frons: ‘Van wie is die baby?’ vraagt ze. Als we dat zouden weten, stonden we hier natuurlijk niet. Ze besluit om snel even aan de gate te vragen of er zich nog niemand gemeld heeft. Moeders hebben het normaal gezien vrij snel door als ze hun kind verloren hebben. Negatief: Geen gillende moeder gespot. Op de passagierslijst stonden er ook zeven potentiële kandidaten, zeven moeders met kind. Dan maar de politie bellen. De kapitein haalt zijn gsm uit en begint het nummer in te toetsen. Gestommel in de gang en luid kabaal. ‘MY BABY!!’ Oef, Daar is de gillende moeder. Gelukkig maar!
Zonder schaamte grijpt ze naar het bundeltje. De preek van onze kapitein om toch beter eens na te denken vooraleer ze uitstapt krijgt geen gehoor. Na een korte knuffelsessie met haar kind draait de dame zich om, mompelt iets over een connection flight en zet het op een loopje. ‘Graag gedaan!’ roep ik haar nog na maar het haalt niets uit. ‘Jullie bus staat te wachten,’ laat de ramp agente ons weten. Oké dan, tijd om naar huis te gaan. Nooit een saaie dag in de luchtvaart, dat kan ik je verzekeren!
Door Helena De Maertelaere.