Oktober
De regen kwam twee dagen te vroeg. Die valt normaal vanaf november als een zondvloed over het noorden van het land. En met zondvloed bedoel ik stortregens die dagenlang aanhouden, met van die dikke druppels die onder een tropische douche heerlijk aanvoelen. Na zo’n bui ziet ons stukje land er ook uit alsof het net zijn kruin gewassen heeft. Fris en ruikend naar citrus, munt, eucalyptus, verschillende soorten hout en iets zoet wat ik niet kan plaatsen. Zeker zo in de boomgaard is het een festijn voor de neus.
Binnen brandt de haard. Deze moet het vocht verjagen. Niet veel mensen weten het, maar die haalt hier 100 procent en laat je botten rammelen als een geest aan de ketting. Er zijn nog een paar spleten in huis waar je het gehuil van de wind kan horen. Vooral als Davy er niet is, dan hoor ik het spoken. Maar soms dwaal ik zelf door het huis, in een lang wit nachtkleed, rusteloos om dingen waar ik weinig vat op heb. Misschien is het angst of toch gewoon het ruige weer.
Thuis gooi ik hout in de haard en beslis ik om een brood te bakken. Dat doe ik altijd als ik mezelf wil troosten
Ik trek mijn gele regenjas aan en neem de honden mee voor een wandeling door het opkrabbelende bos. De katten volgen voorzichtig. We hebben er vier nu en ze houden van wandelingen en famille. We vormen een bonte stoet van dieren, moeten gelukkig maar één huis langsgaan, maar die eigenaars vonden ons ook al daarvoor exotisch en vreemd. Zelf hebben ze drie honden, allemaal aan de ketting, angstig en woest. Het is het huis van onze naaste buren. Als we passeren, vind ik ze naast de wegel waar ze op ons terrein illegale konijnenkoten bouwden. Ze zijn een konijn aan het villen. De vrouw trekt aan het vel terwijl de man de achterpoten vasthoudt. Ik verbaas me er een beetje over hoeveel macht ze daarbij moet gebruiken. Ik maak er geen opmerking over, knik hen toe. Hier gelden andere regels. Soms praat ik met de vrouw, maar van de man moet ik niet weten. Ik vind hem wat eng. Hij probeert overal zijn voordeel uit te halen, gelooft in zijn leugentjes om bestwil.
Thuis gooi ik hout in de haard en beslis ik om een brood te bakken. Dat doe ik altijd als ik mezelf wil troosten. Ik noem het troosterbrood. Koken maakt ons diepmenselijk volgens de antropologen; niet de uitvinding van gereedschap maar de transformatie van rauwe natuur naar een voedzame maaltijd maakt ons humaan*.
Dit brood is mijn daad van anarchisme, denk ik, door enkel te gebruiken wat de natuur me geeft
‘De keuken is de plek waar cultuur ontstaat en brood speelt daar een sleutelrol in,’ zegt ook Michael Pollan, auteur en activist. Voor mij is het de ruimte waar ik het liefste vertoef, ook tijdens verre reizen, tussen allemaal vrouwen die hun doek laten vallen en schunnige moppen vertellen.
Pollan vindt koken een act of generosity. Hij heeft gelijk. Toen we pas in de quinta woonden, kwamen de buren langs met taart en gebak. Of er hing ‘s morgens een zak met bonen of salade aan de poort. Dat gebeurt nog steeds. We zijn er dankbaar voor, voelen ons wat meer thuis en onder de mensen. Het zijn krachtige gebaren.
Portugezen delen onder elkaar wat ze hebben. Ze worden ook wel eens zachtmoedige anarchisten genoemd. Omdat ze graag de bureaucratische regels kneden zoals ik het deeg kneed, maar nooit hun stem verheffen. Dit brood is mijn daad van anarchisme, denk ik, door enkel te gebruiken wat de natuur me geeft. De bloem werd gemalen door de enge buurman die een stuk van ons land gebruikt. Het is mijn antwoord tegen de voedingsindustrie die de rijke cultuur van koken en eten tot een product reduceert.
Vorige week bereidde Manuela — de buurvrouw aan de straatkant— haar fameuze bacalhau à bras voor me. ‘Omdat je zoveel aan het schrijven bent.’
Dit brood is voor haar. Ik leg er al mijn dankbaarheid in en hoop dat ze het zal begrijpen.
Ik denk van wel.
De herfst is het seizoen om dankbaar te zijn.
*Claude Levi Strauss