Exact 437 dagen staan er intussen op de teller. Een stevige veertien maanden dus, dat mijn wederhelft en ik ons ingeweken inwoners van Ibiza mogen noemen. Inburgering blijft natuurlijk een continu proces, maar de voorbije weken hebben we niettemin weer enkele – voor ons dan toch – historische stappen gezet. De lokale media hebben onze alpacaboerderij namelijk ontdekt.
Eerst was er de lokale tv-zender TEF die maar wat graag een reportage kwam draaien. Omdat we het Spaans, laat staan het Catalaanse Ibicenc-dialect, nog niet zo goed onder de knie hebben om op de buis eloquenter te klinken dan de gemiddelde veldrijder, schoven we met plezier deze hete patata door naar Dani, onze zogenoemde farm hand of stalknecht. Dani is de 22-jarige kleinzoon van de oude boerin waarvan we de veeweide en, welja, stallen pachten voor onze alpacaboerderij in het rurale noorden van Ibiza. Dani studeert nog – marketing – maar geraakte bij zijn wekelijkse bezoek aan de bomma gefascineerd door alpacas – en in het bijzonder onze Fab Five – en helpt ons al enkele maanden in zijn vrije tijd met het voederen en trainen van onze dieren. Dani is een rasechte Ibicenco en dus leek het ons logisch dat hij plaatsnam voor de lens. Dat leek ons een leuke wederdienst voor zijn interesse en inzet en och ja, het was tenslotte slechts een heel lokale tv-zender en niet direct CNN, dus why not?
Kwestie van het allemaal niet te ingewikkeld te maken, noemden onze mediavrienden van de TEF Dani in de uitzending zelfs de eigenaar van de allereerste alpacaboerderij in Ibiza. Daar zat onze eerlijke, bescheiden helper achteraf wat mee verveeld, maar we stelden hem gerust: och ja, why not? Toen we twee weken later samen met onze Chinese vertaalvrijwilliger Dani een stalletje bemanden op de lokale Feria Artesanal, een lokale ambachtsmarkt, merkten we evenwel pas de impact van zo’n lokale tv-passage. Honderden marktgangers herkenden Dani meteen en wilden met hem op de foto. “Hoe geweldig, dat jij hier een alpacaboerderij begonnen bent!”, kirden lokale bakvissen tijdens het selfiën. Dani onderging alle aandacht een beetje beduusd en keek me meer dan eens lichtjes gegeneerd aan. Ik stelde hem gerust met een artisanaal schouderklopje van Vlaamse makelij: “Och ja, why not.”
Ik had ook mijn twijfels over het beeld van de halfblote Maria in volle ochtendgloren tussen onze wollige dieren
En terecht, want onze eigen quince minutos de fama volgden al snel. De twee kranten die het eiland rijk is waren immers ook aanwezig op de markt en kwamen enkele dagen later op hun beurt (en om beurten) aankloppen voor een reportage op de boerderij. Deze keer spraken de journalisten wel een mondje Engels en dus voerden mijn boerin en ondergetekende zelf het woord. Al was dat zonder de 81-jarige grootmoeder van Dani gerekend.
Zodra überboerin Maria doorhad dat er krantenjongens op haar erf waren, nam ze haar wandelstok en kwam ze zich enthousiast mengen in de debatten. “Wist je dat ik elke ochtend, nog voor ik me deftig aangekleed heb, een kijkje ga nemen op de weide om er zeker van te zijn dat de cabras het goed stellen?” Even overwoog ik in te grijpen, want niet alleen zijn cabras geiten in het Spaans, ik had ook mijn twijfels over het beeld van de halfblote Maria in volle ochtendgloren tussen onze wollige dieren. Maar och ja, why not? Het daaropvolgende weekend stonden we fier en paginabreed te blinken in Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad van Ibiza. Gelukkig geen woord over Maria’s alpacanudisme – mmm, zou dat geen, euh, gat in de markt zijn? – in de geweldige reportages over De Twee Belgen die op een unieke manier met behulp van en respect voor de lokale bevolking hun plaatsje zoeken op het eiland. Dat de circa 160.000 vaste inwoners van Ibiza nog wel de krant lezen, bleek de daaropvolgende dagen. We werden herkend in de supermarkt en op café, onze mailbox puilde uit van de aanvragen voor een boerderijbezoek en zelfs de burgemeester herkende ons toen we haar kruisten op straat. Och ja, why not?
Een ander signaal dat we onze draai hier beginnen te vinden, heeft te maken met de hedonistische reputatie van Ibiza. “Het eiland moet je aanvaarden en zal je testen”, werd ons als neofieten al tot vervelens toe ingefluisterd. Wat dat dan juist inhield, fluisterden ze er nooit bij, behalve dat ze daarmee vaak knipogend alludeerden op de seks, drugs en rock-‘n-rollsfeer die hier sinds de influx van de naakte hippies en hun vrije liefde in de sixties altijd is blijven rondwaren.
“Je wil ze niet te eten geven…”, knikte een vriend die hier al 26 jaar woont toen we hem voorzichtig om iets meer duiding polsten. “De hechte koppels die hier komen wonen om een halfjaar later ten prooi te vallen aan de vele verleidingen die hier om elke hoek letterlijk lonken. De rijkeluisvrouwtjes die het uit verveling aanleggen met de personal trainer, de meest monogame mannen die uiteindelijk niet kunnen weerstaan aan de schalkse chicas…” Wijze woorden, zo bleek, want ook wij zijn intussen geplooid. Buiten onze onvoorziene mediamomenten stonden de voorbije weken immers volledig in het teken van seks. Op een ander, dan nog. En met meerderen tegelijk, soms.
Mijn vrouw en ik: hevig hinnikend, met van die plastic chirurgenhandschoenen, klaar om de koppels in de meest letterlijke betekenis samen te brengen
Voor ons moeder een hartaanval krijgt: we hebben het over onze alpaca’s. Nu zowel wij als onze dieren goed en wel geacclimatiseerd zijn, was de tijd immers rijp om onze alpacakudde uit te breiden. Lewis, onze dekhengst, mocht aldus wekelijks op liefdespad naar de merrieweide. Nu moet je weten: alpaca’s zijn op veler vlak unieke dieren en zeker als het aankomt op de paringsdans. Het volstaat niet om de bronstige hengst samen te brengen met een krolse merrie, want alpacavrouwtjes hebben geen eisprongcyclus. Ze ovuleren enkel spontaan bij het horen van de paringsroep van de hengst – in het Engels orgling genoemd – een vreemde mash-up tussen hinniken en kreunen. Om het – zeker bij jonge hengsten zoals onze Lewis – wat vooruit te doen gaan, imiteren alpacakwekers het vreemde geluid vaak eerst zelf als een soort aanzetje voor de festiviteiten. De kweekmachine in gang kreunen, zeg maar. Maar daar houdt het niet op, want gezien de onervarenheid van zowel hengst als merries moesten wij letterlijk een handje toesteken. Hen, of beter: hem letterlijk begeleiden, dus.
Daar stonden we dus met z’n allen de voorbije weken, in het stalletje op de vrouwtjesweide: drie wollige dames die van toeten of blazen wisten, een krolse jonge hengst die al evenmin de klepel wist hangen en mijn vrouw en ik: hevig hinnikend, met van die plastic chirurgenhandschoenen, klaar om de koppels in de meest letterlijke betekenis samen te brengen. Het zorgde voor even historische als hilarische ervaringen: mijn wederhelft die als een soort ezelin-met-rookhoest Lewis aan de copulatie en de meiden aan de ovulatie trachtte te orglen, waarop ik – op mijn knieën klaar om met blauwe handschoentjes haar missionariswerk in de praktijk verder te zetten – plots in een onweerstaanbare slappe lach schoot…
Zeker weten: van de ontelbare wilde orgieën die dit hedonistisch eiland al gekend heeft, kwam er geen enkele in de buurt van dit seksspektakel.