Wie te veel achteromkijkt, loopt geheid ergens tegen. Deze tijdloze wijsheid werd niet geponeerd door een of andere Grote Denker en zal u dus ook niet tussen het banket aan inspirational quotes op sociale media vinden. Nee, ik bedacht ‘m ooit zelf. Het bleek een handige mentale tool sinds onze grote verhuis een goed jaar geleden, want wie alles achterlaat en zich zoals mijn wederhelft en ik in een nieuw avontuur smijt, kijkt maar beter niet te veel achterom. En dan is zo’n willekeurig uit de mouw te schudden letterlijke duw in de rug altijd handig.
Dat neemt niet weg dat ik wél bewust akte neem van de talrijke mijlpalen die we hier sinds onze verhuis op onze nieuwe levensroute constant passeren. In ons maidenjaar waren dat logischerwijze vooral veel eerste keren. De eerste jaarwissel op Ibiza-turf. De eerste officiële documenten in de achterzak. De eerste verkeersboete. De eerste verjaardag. Enzovoort. Maar ook die primeurtrommel raakt stilaan leeg, al blijft het reikhalzender-dan-die-van-de-Efteling uitkijken naar de eerste loterijwinst. Edoch, de voorbije week was het wederom van jolijt ende vertier, want we vierden voor de eerste keer een tweede keer op het eiland. In casu, onze tweede kerst als neo-Ibizanen. Die laatste term bedacht ik ook zelf, trouwens. Jazeker, het menselijk brein blijft een fenomeen. Pas op maar, Grote Denkers. Maar goed, de eerste keer een tweede keer kerst, dus. We deden dat op het lokale strand, met een flesje cava van 3 euro. Het was 23 graden en heerlijk soezen in de winterzon, terwijl er op de achtergrond een paar locals in hun blootje zowaar de zee in gingen. Het is eens wat anders dan fondue met een zatte nonkel en Gaston en Leo op de buis. Wie weet wordt dat kerstelijk naaktzwemmen ooit wel een nieuwe mijlpaal voor ons. Maar voorlopig voldeed dat flesje cava op het strand al meer dan voldoende als startsein voor een nieuwe reeks mijlpalen.
Het is eens wat anders dan fondue met een zatte nonkel en Gaston en Leo op de buis
Straks volgt overigens al snel een tweede heuglijke tweede: oudjaar. Wéér feest, het kan niet op. Want als er iets is dat ze op Ibiza goed kunnen, is het feestvieren. Dan heb ik het niet eens over het mythische nachtleven dat Ibiza het eeuwige doch ietwat misleidende etiket van feesteiland bezorgde, maar over de lokale festiviteitenkalender. Eens de zomerdrukte voorbij en de massatoeristen weg, regent het hier dorpsfeesten, wintermarkten, parochiale bacchanalen – parocchanalen, zou een Grote Denker zeggen – en andere streekbraderijen. Elk excuus is goed om het dorpsplein te vullen met dranktogen, live-podia, eetkraampjes en een dronken menigte. Elke lokale patroonheilige krijgt hier zijn eigen dorpsfuif, zowat alle lokale fauna en flora hun eigen instuif, elk lokaal gerecht zijn buurtfeest. Bij ons om de hoek in de metropool San Carlos – denk: een kerk en twee straten – is het bijvoorbeeld elke winter drummen geblazen op de Feria del Calamar. Het Calamaresfeest, zeg maar. Let wel: niet te verwarren met de al even roemrijke Sepiafeesten in het nabijgelegen San Juan of de Feria de Pulpo in San Miguel. Allemaal inktvis, maar niét hetzelfde. En allemaal met hun eigen rituelen. Dat vernam ik op de ochtend van ‘ons’ lokaal Calamaresfestival van onze buurman Guillermo. “Vergeet je mes niet”, riep hij terug toen ik hem met een halve slaapCop toeriep dat we toch eens samen een gefrituurde pijlinktvis moesten weghappen. “Mes? Welk mes? Is daar dan geen bestek voorzien?” “Nee, hombre. Een écht mes, zoals dit”, zei hij, waarna hij uit het handschoenkastjes van zijn bestelwagen Crocodile Dundee-gewijs een, welja, écht mes tevoorschijn toverde. “Zijn die calamares dan zó taai?”, probeerde ik nog. Maar dan vertelde onze buurman een heel andere toedracht.
Als die snoodaards uit San Vincente weer eens op hun vrouwen kwamen jagen, verjoegen ze ze weer de bergen in met hun boerenbestek
“Zo’n mes is handig om parkeerplek te vinden, straks”, verklaarde hij zich niet meteen nader. “Je moet weten: er komen elk jaar duizenden mensen uit alle hoeken van het eiland naar de Calamaresfeesten en die komen bijna allemaal met de wagen. De gemeente voorziet wel parkings, maar ze kunnen San Carlos natuurlijk niet groter maken dan het is. Dus is het altijd weer vechten voor een parkeerplekje. That’s where the knife comes in…”
Mocht ik een Hollander geweest zijn, mijn klomp was gebroken. Mesvechten om te parkeren, dat was zowat het laatste wat ik in het idyllische Ibiza verwacht had. En dus besloot ik met de scooter naar het dorp te rijden, later op de dag. Die kan je overal kwijt zonder kleerscheuren en een eerste messengevecht stond niet meteen op mijn lijstje van mijlpalen. Ik liep er Guillermo weer tegen het lijf en terwijl we zoals afgesproken samen een bord niet eens zo taaie inktvisringen wegkauwden, kwam de aap uit de mouw. “Decennia geleden waren er op Ibiza nog echte stammenvetes”, aldus mijn buurthistoricus. Elk dorp moest zich verdedigen tegen naburige stammen en deed dat op zijn manier. Het volk van het rurale San Carlos stond bekend als ruwe, hardwerkende boeren die altijd en overal een mes op zak hadden. Om bomen te snoeien, touwen door te snijden, schapen te slachten. Om van hout pijlen te maken, zeg maar. Als die snoodaards uit San Vincente weer eens op hun vrouwen kwamen jagen, verjoegen ze ze weer de bergen in met hun boerenbestek. “Die traditie is behouden gebleven, maar dan op een iets ludiekere manier”, besloot de buurman. “Toon bij het parkeren dat je een mes in je wagen hebt liggen en de parkeerwachters weten dat je een local uit San Carlos bent en geven ze je voorrang.”
Net zoals bij het gros van de verhalen die me in Ibiza ter ore komen, heb ik geen flauw benul of dit waar is of niet. Maar volgend jaar, bij ons tweede Calamaresfeest, neem ik toch maar een pattatenschillertje mee in de wagen. Soms kan het geen kwaad om eens achteruit te kijken om sneller vooruitgang te maken.