Hollywood aan de Schelde, zo noemden we onze vorige thuis in Antwerpen weleens. Tijdens een avondje uit liep je in de Koekenstad immers geheid wel één of meerdere lokale beroemdheden tegen het lijf. Topacteur Jan Decleir, notoire notenkoning Tom Barman of wereldberoemde kunstpaus Luc Tuymans: we kwamen ze allemaal weleens tegen op café. Dat was steevast erg tof en geestig, maar verder was ik er niet echt van onder de indruk, want na een kwarteeuw als journalist had ik natuurlijk wel meer en grotere namen ontmoet. Rondje name dropping? Oké. Ik kreeg ooit een knipoog op afstand van actrice Halle Berry, ik ging op de koffie in zijn riante villa in Californië bij muzikant Moby, ik speelde videogames met Venus Williams, schijnbokste met Sugar Ray Leonard, mijmerde met Pele over The Great Escape, kreeg onverwacht Jack Nicholson aan de deur en werd (bijna) versierd door Tori Amos. In normale tijden is de showbizz ook hier op Ibiza natuurlijk nooit veraf. Messi en Ronaldo spenderen hun zomers hier, ik zat op restaurant naast James Blunt en Emma Watson en ik regelde zelfs al een privéjet en luxevilla voor Enrique Iglesias en zijn entourage. Hollywood op de Balearen: het bestaat dus wel degelijk.
Maar sinds ik me heruitgevonden heb als alpacaboer is dat natuurlijk allemaal verleden tijd. Oké, om toch een flinterdun lijntje naar de showbizzwereld te behouden, gaven we onze alpaca’s namen als Barbarella (naar de cultfilm met Jane Fonda), Dusty (naar zangeres Dusty Springfield) en Mojo (naar een song van The Doors). Maar geef toe: stront van de wei scheppen en met de gehandschoende hand manueel filteren om in zakjes als mest te verkopen, sleuren met grote emmers water en kruiwagens vol hooi, stallen in mekaar timmeren en rijkeluisvrouwtjes met hyperkinetische koters rondleiden: verder weg van de glitter & glamour van Tinseltown kan je niet zijn.
Althans, dat zou je denken…
Nog voor ik haar kon vragen wat er loos was, stak ze een extatische litanie af in het mitraillette-Spaans
Om te beginnen krijgen we heel af en toe bekende lui op bezoek op onze alpaca farm, zoals de ontzettend lieve Skunk Anansie-frontvrouw Skin, een verre neef van onze koningin Mathilde en de Nederlandse dj Ryan Marciano. Toegegeven, die laatste kende ik niet, tot ik hem enkele dagen later herkende op een groot reclamepaneel voor zijn shows die hij samen met die andere Hollandse dancegrootheid Armin Van Buuren in megadancing Privilege deed voor DJ Corona de markt overnam.
Maar ook in het dagdagelijkse boerenleven word ik constant aan mijn film- en muziekverleden herinnerd. Zo belandde ik enkele dagen geleden plots in het midden van de legendarische BBC-sitcom Absolutely Fabulous. Meer specifiek de episode waarin Patsy en Eddie naar de Côte d’Azur trekken en volledig lost in translation in een hilarische knoop geraken met de lokale boeren. Dat zat zo: volledig in character met mijn rol als Boer Bart, duwde ik mijn kruiwagen richting stal toen ik plots een bloedmooie, stevig opgetutte jongedame in een lederen broek én in paniek aan onze gesloten boerderijpoort met haar armen zag zwaaien. Damsel in distress! Pure Hollywood-stuff!
Nog voor ik haar kon vragen wat er loos was, stak ze een extatische litanie af in het mitraillette-Spaans. Hoewel mijn kennis van de lokale taal er best op vooruitgegaan is na twee jaar, begreep ik er geen snars van. Maar er was duidelijk iets mis, want ze bleef maar opgewonden zwaaien maar haar armen en naar het kleine wandelweggetje achter onze boerderij wijzen. Toen ze even uitgeraasd was en aan mijn boerenbakkes merkte dat ik er geen alpacakeutel van verstaan had, schakelde ze over naar het Engels. Wat bleek: ze was op weg naar haar grootmoeder op eerder vernoemde wandelweggetje en was pardoes tegen een naar haar zeggen gi-gan-tisch grote slang aangelopen die aan een overhangende tak hing. Op weg naar haar grootmoeder en een boos beest tegenkomen: hello Roodkapje! Een schrikwekkende slang die aan een tak voor je neus bengelt? Pure Indiana Jones, quoi!
Nu is het op zich niet zo vreemd om op Ibiza serpenten tegen te komen, want sinds die enkele jaren geleden in eieren als verstekeling meekwamen met uit Noord-Afrika geïmporteerde olijfbomen, zijn ze een echte plaag geworden op het eiland. Buiten het schrikeffect gelukkig niet giftig en compleet gevaarloos voor de mens, maar ze gooien het ecosysteem wel stevig overhoop en dreigen hagedissen – die dan weer de muggenplaag indijken – volledig uit te roeien. Doch dit terzijde.
“Kan je dat beest niet even doden, want ik durf er niet meer langs”, vroeg de Spaanse Patsy me. Qua heldendaad op een schaaltje aangereikt krijgen, kon dit tellen. Ik moest haar teleurstellen, want de Ace Ventura in mij heeft het eufemistisch gesteld helaas ook niet begrepen op slangen en al zeker niet als ze aan boomtakken bengelen. Het arme kind keerde dan maar terug naar huis. “Ik neem morgen de auto wel naar ons bomma”, zei ze.
‘Not bad for a boy from the snow’
Toen ik later die dag mijn relaas deed tegen mijn buurman Guillermo, sloeg ik pas echt een mal figuur. Je moet weten: Guillermo is in mijn nederig en kort boerenbestaan op Ibiza mijn Groot Voorbeeld. Na een heftige carrière als officier in het Uruguayaanse leger en enkele zware Blauwhelmmissies in Afrika en Azië, emigreerde hij zo’n twintig jaar geleden naar Ibiza om er een nieuw leven als groenteboer annex tuinier-voor-de-rijken te beginnen. Guillermo staat me vaak bij met raad en daad (en materiaal) en heeft voor alles een simpele oplossing. Geef hem een stuk ijzerdraad, een appelsien en drie zandkorrels en hij bouwt er een fort mee. Pure MacGyver, die gast.
Toen hij vernam ik dat eigenhandig met de hulp van enkele ontbaatzuchtige, potige maar qua boerenbestaan even onwetende vrienden een nieuwe wei wilde bouwen, kwam hij me ook nu weer ter hulp gesneld om een luchtdrukpistool en compressor te leveren “omdat je anders binnen drie jaar nog geen nieuwe omheining hebt staan.” Guillermo vindt het geweldig wat ik doe want “het boerenleven is het beste wat de wereld te bieden heeft”, maar echt veel vertrouwen in mijn skills als granjero heeft hij nog niet. Nu moet u weten: Guillermo zou een perfecte scenarioschrijver zijn want hij vertelt graag alles met de nodige poeha en grandeur: op de correcte manier een druif plukken klinkt bij hem als het ontmantelen van een bom, een paal in de grond kloppen voor een omheining is niets anders dan een oorlogskamp opzetten in een mijnenveld en toen ik hem vorig jaar mijn groentetuintje toonde dat ik op goed geluk – die dingen komen zonder handleiding – tijdens de eerste quarantaine had aangelegd, knikte hij begripvol: “Not bad for a boy from the snow.” Want België is natuurlijk zowat Lapland tegenover Zuid-Amerika of zelfs Ibiza. Soit, om maar te zeggen: Guillermo is een gouden kerel met een schat aan praktische boerenkennis, maar hij overdrijft nogal eens graag.
“En jij hebt dat meiske onverrichterzake terug naar huis gestuurd?”, zei hij ietwat schamper. Waarop uiteraard meteen een wervelende slangenanekdote volgde van de Grootmeester. “Ik was aan het werk bij een van mijn klanten, een steenrijke Duitser, en diens zoontje volgde me die dag om de stiel te leren. Plots liepen we tegen een reusachtige slang aan, bijna zo groot als een anaconda! (zie de gelijknamige Hollywood-klassieker, nvdr.) Het zoontje verstijfde van angst en het serpent viel meteen aan en draaide zich rond in een moordende wurggreep rond mijn arm. Gelukkig kon ik met mijn vrije arm in mijn achterzak mijn kniptang – die moet je als boer àltijd op zak hebben, by the way – grijpen. STJAK! STJAK! En tsjak! Ik knipte in één vlotte beweging het monster de nek over”, aldus onze lokale Rambo.
En zo zie je maar dat mijn nieuwe boerenleven op de keper beschouwd helemaal niet zo ver verwijderd ligt van vroeger. En van Hollywood. Je moet het alleen willen inzien. En dan ga ik nu met mijn luchtdrukpistool in pure John Wick-stijl verder aan mijn fort bouwen in de enige alpacaboerderij aan het Hollywood aan de Méditerraneé.