“Verveel je je daar niet te veel, jongen?”, vroeg mijn lieve moeder in Belgistan me onlangs aan de telefoon. Goed bedoeld, uiteraard, maar het drukte me nog maar eens met de neus op de feiten: als je naar Ibiza verhuist, denken de thuisblijvers maar al te snel dat je je dagen doorbrengt op een hangmat aan het strand, cocktail in de hand, wegdromend bij het geluid van de Mediterrane zeebranding. Dat wil ik bij deze toch even rechtzetten, als ik mag. Want de waarheid ligt verder weg dan Ibiza van Antwerpen.
Soit, aandachtige lezers van deze column weten intussen hoe ik mezelf hier op Ibiza onledig houd: samen met mijn vrouw baat ik namelijk de eerste en enige alpacaboerderij op het eiland uit. Dat impliceert dus dat ik een boer ben, maar omdat dit nogal cachetloos klinkt en me aan weinig smaakvolle figuren als Boer Sjarel-zonder-tanden doet denken, vermeld ik op mijn visitekaartje Chief Agricultural Officer (CAO). Om onze overheadkosten zo laag mogelijk te houden als start-up, bestaat het organogram van ons bedrijf enkel uit mezelf. Ik ben naast CAO dus ook Senior Executive Farm Manager en mijn dagelijks takenpakket annex jobomschrijving bestaat uit enerzijds de dieren voederen (Head of Animal Recources Department), het weiland onderhouden door te gepasten tijde stront te scheppen (Captain of Field & Faeces) en de stallen kuisen (Stables Director).
Daarnaast organiseren we ook zogenaamde farm tours: bezoekers rondleiden op de boerderij en ze de dieren laten voederen en aaien terwijl ze zelf door ondergetekende een buffet aan weetjes over de bijzondere dieren die alpaca’s toch wel zijn ingelepeld krijgen. Alles wat een normale Chief Agro-Tourism Officer (CATO) doet, quoi. Vooral dat laatste luik neem ik helemaal zelf voor mijn rekening omdat mijn wederhelft haar kostbare tijd nodig heeft om de fluweelzachte kostbare vacht van onze dieren volledig handmatig te verwerken tot echte alpacawol, waarmee ze dan op haar authentiek weefgetouw prachtige creaties zoals luxesjaals en andere high-end kimono’s maakt, die we vervolgens over heel de wereld verkopen via onze website alpacasibiza.com. Tot zover de reclame.
Een kwartiertje later was hij zelfs al fier aan het pronken met het gegeven dat hij het eerste kindje op Ibiza was dat ooit door een alpaca bespuwd was
Soit, alpaca visits dus. Drie dagen per week – we willen van onze schattige viervoeters geen circusdieren maken – ontvang ik op ons pachterf bezoekers van diverse komaf en dito pluimage. Dat laatste alleen al maakt dit eigenlijk best boeiend, want hoewel ik als een echte gids – pardon: Chief Agro-Tourism Officer natuurlijk grotendeels hetzelfde verhaaltje opdis, blijkt elke farm tour telkens toch weer een unieke ervaring. Soms omwille van de interactie met de dieren: zo kreeg een vijfjarig iets te hyperactieve koter onverwacht (nu ja, voor hem dan toch) de volle laag van onze nochtans spuwschuwe merrie-met-een-vijs-kwijt Dusty. Drama alom, natuurlijk. Huilen, wenen, krijsen. Crise Méditerranée, quoi. Maar het ventje kalmeerde al even snel toen onze zwangere merrie Marrón zich over hem kwam ontfermen – puik teamwork van onze dames, zeg ik dan – en een kwartiertje later was hij zelfs al zo fier als een Duits geweer aan het pronken met het gegeven dat hij het eerste kindje op Ibiza was dat ooit door een alpaca bespuwd was. Dat zou zijn status in de klas nogal boosten, keek hij blozend vooruit naar de eerstvolgende schooldag, terwijl hij Dusty’s fluim met een nat doekje van zijn voorhoofd liet vegen door zijn uiteraard net zo trotse moeder. Louter ter info: Dusty heeft sindsdien niemand meer bespuwd en al zeker geen peuters, dus kleine Antonio draagt nog steeds zijn Belgo-Balearische speekmedaille.
Daarnaast is het ook altijd weer uitkijken naar de bezoekers zelve. Spaanse twintigers van goede komaf, Britse bejaarden zonder tanden, lokale Ibicenco’s die de overgroeide schapen uit Peru eens van dichtbij willen zien, hippe tieners op zoek naar unieke Instagramcontent, Oekraïense topmodellen die even uit hun gouden kooi bij hun steenrijke oligarch weg willen, Vlaamse toeristen en expats die over ons lazen in de Belgische kranten: onze bezoekerswaaier is immer felgekleurd.
Héél soms krijgen we ook een echte beroemdheid over de vloer, zoals onlangs het geval was met Skin, de kaalgeschoren zangeres van de rockgroep Skunk Anansie. Hoe luid en wild we ze kennen van op de festivalpodia, zo lief en zacht was ze toen ze met haar partner onze Fab Five kwam aaien op – uiteraard door onze Captain of Field & Faeces kraaknet onderhouden – weide.
Het bezoek van een echte rockster was voor onze CAO bovendien dubbel interessant, gezien ik in mijn vorig leven decennialang professioneel actief was als muziekjournalist. Ik ging in die hoedanigheid op de koffie bij Moby in zijn villa in Los Angeles, ging meermaals op tournee met diverse bekende bands en schreef exact tien jaar geleden een bestsellerboek vol straffe verhalen van legendarische artiesten als Guns N’ Roses, Michael Jackson en Van Halen. Tot zover de reclame. Maar als iemand me toen had gezegd dat ik ooit een rockster zou rondleiden op een boerderij vol alpaca’s, zou ik gevraagd hebben welke pillen er in het spel waren.
En zo kwam het dat ik de voorbije zomer nóg een nieuw visitekaartje moest laten drukken
Soit, veel rock-’n-roll meegemaakt, dus, in dat vorige leven. Hoewel ik Skin noch Skunk Anansie ooit persoonlijke ontmoette of interviewde, was haar boerderijbezoek dus een blij wederzien met mijn rockverleden. Al moet ik hier meteen aan toevoegen dat het bloed blijkbaar toch kruipt waar het niet gaan kan, want sinds enkele maanden heb ik hier op het eiland ook terug een stapje in de muziekwereld gezet.
Niet zoals God, klein Pierke en elke kuisvrouw op Ibiza als techno-dj, nee. En al evenmin als tamtamklopper, zoals de vele neohippies hier op elke voddenmarkt. Nee, als manager van een echte rocklegende, zowaar. Net voor de zomer vroeg niemand minder dan Paul Powell me immers om zijn zaken te behartigen, zoals dat heet. Nu moet u weten: Paul Powell is niet enkel de beste én bekendste (echte) muzikant op Ibiza, hij heeft ook een indrukwekkend muzikaal CV in zijn achterzak zitten als bassist en producer bij een rist Grote Namen. Als daar zijn: Jamiroquai, The Style Council met Paul Weller, poplolita Lily Allen, eighties-helden Aztec Camera en onze eigen Arno. To name but a few.
Vijftien jaar geleden belandde hij voor een muziekproject op Ibiza en hij ging er niet meer weg. Sindsdien is hij een van de meest gevraagde livemuzikanten op het eiland, want jawel: naast de electronische boenkeboenkemuziek van het uitgaansleven bestaat er hier wel degelijk ook een livecircuit. Paul speelt zowel met zijn band als solo en beschikt naast snarenvlugge vingers over een fenomenale soulstem die reikt van de hemelshoge tonen van Marvin Gaye tot de zwoeldiepe grom à la Barry White. Tot zover de reclame.
En zo kwam het dat ik de voorbije zomer niet enkel nóg een nieuw visitekaartje moest laten drukken – dat van artiestenmanager ofte Chief Music Officer (CMO) – maar voor, tússen en na mijn agriculturele bezigheden in onze alpacar het eiland rondtufte met naast me een muzikaal toptalent uit Engeland in plaats van de First Lady van Alpacistan en een paar gitaren, monitors en microfoons in plaats van een alpaca of twee in de laadruimte. Maar me vervelen, beste moeder en waarde landgenoten, nee, dat is er niet bij.