Enkele dagen geleden kregen we eindelijk weer bezoek van Dana. Voor u denkt dat onze deur platgelopen wordt door transgenders die ooit het Eurovisiesongfestival wonnen: DANA is de naam van een opmerkelijk natuurfenomeen waarmee Spanje (en dus ook Ibiza) jaarlijks rond dezelfde tijd geconfronteerd wordt. Officiële uitleg: een instabiel metereologisch fenomeen veroorzaakt door een koudeluchtstroom die clasht met warme zomerlucht en daardoor donder, bliksem en hevige stortregens veroorzaakt. Officieus: de eerste nazomerstorm die steevast eind augustus het (ei)land properspoelt van alle stof, plakhitte en braadtoeristen. Deze gota fria ofte koudeval blijft me intrigeren, want net als vorig jaar na onze eerste snikhete zomer als inwijkelingen stond Dana daar plots weer aan de deur in de eerste week van september. Een paar dagen stevige buien en wind en hopla: het eiland ruikt, voelt en ademt plots veel aangenamer en frisser dan tijdens die moordende zomermaanden. Geweldig. Puur natuur.
Al was het dit jaar toch ook weer net iets anders. Er waren namelijk nauwelijks massatoeristen om weg te spoelen. De voorbije Coronazomer kende even een opflakkering nadat de Spaanse regering de deuren opende eind juni, maar dat bescheiden toeristenstroompje droogde in de eerder aangehaalde zomerhitte al snel weer op toen de andere overheden met oranje en rode codes en totaal van de pot gerukte quarantaineregels begonnen te jongleren. Een ramp voor de lokale middenstand, die na de lockdown in allerijl hun zaak weer opgestart hadden en hun amper geoliede cashmachine al even snel weer zagen droogdraaien en vastlopen.
En dan begonnen ze zich uit te kleden. Helemaal. Jusqu’au habit de naissance…
Ook op ons pittoreske lokale strandje was het verschil overduidelijk. De (enige ) twee grote hotels in de buurt hielden de deuren gesloten, waardoor het sympathieke baaitje enkel bevolkt werd door lokale families in het weekend, hier en daar een expat zoals wij met meer vrijetijd dan normaal en een handvol verloren gelopen toeristen uit vooral Nederland, Oostenrijk en Scandinavië. Onze goede vriend Pepe, die op het strand al decennialang een familierestaurant met enkele kamers uitbaat, zag het met lede en tranende ogen aan. “Ik heb hier intussen van sommige vaste klanten al vier generaties over de vloer gekregen, maar dit jaar blijven ze bijna allemaal weg”, zei hij vanonder zijn mondmasker toen we hem – goedhartig als we zijn – een hart onder de riem gingen steken door een pintje op zijn heerlijk strandterras te gaan drinken. Al zagen we daar plots wél een koppel dat we de voorbije jaren altijd in de zomermaanden opgemerkt hadden: Les Gendarmes du Plage. Dit Franse echtpaar was ons een jaar of vijf geleden toen we zelf voor het eerst op Pepe’s strand beland waren meteen in het oog gesprongen. We waren in ons naief enthousiasme namelijk uiterst links op het strand gaan liggen, niet wetende dat deze smalle zandstrook uit het zicht van de strandstoeltoeristen officieus het territorium van Petit Napoleon en zijn vrouw was.
Dat hadden we evenwel al snel door, want élke dag stipt om 10u30 kwamen de twee Fransozen zich met veel vertoon installeren op éxact hetzelfde plekje, centraal op de strandstrook. Monsieur stapte de afstand tussen de branding en de achterliggende rotsen ook telkens weer echt af: vier stappen van de rotsen, drie stappen tot de zee. Wat volgde was haast een religieus ritueel: twee parasols met veel machtsvertoon in de grond kloppen met een speciaal voor deze gelegenheid meegebrachte sloophamer om vervolgens hun zeven (!) strandlakens netjes volgens hetzelfde patroon te draperen op het strand, de hoeken afgedekt door steeds dezelfde keien die hij bij het verlaten van het strand om éxact 16u30 steevast verborg achter dezelfde rots. En dan begonnen ze zich uit te kleden. Helemaal. Jusqu’au habit de naissance…
Pas toen al het zand van hun huid gespoeld was, stapten ze in evakostuum in hun camionette en reden ze weg
Nu zijn mijn wederhelft en ik allerminst geschikte hoofdpersonages voor de Suske & Wiske-strip De Preutse Puriteinen – wat wil je, na een kwarteeuw actief geweest te zijn als respectievelijk verpleegster en journalist bij diverse mannenbladen. Bovendien zijn we na twintig maanden Ibiza wel een en ander gewoon qua blote mensen. Los van het gegeven dat bij wet op elk strand op Ibiza nudisme toegelaten is en een bikinitopje hier sowieso het meest nutteloze kledingstuk blijkt, word je ook weg van het strand dikwijls met menselijk naakt geconfronteerd. Twee weken geleden nog: toen mijn vrouw en ik via het zandweggetje tot aan de poort van onze alpacaboerderij reden, stond daar plots een wit bestelbusje geflankeerd door twee bruingebrande, poedelnaakte deernes. Die waren zich doodleuk aan het afspoelen met flessenwater na een dagje strand. Pas toen al het zand van hun huid gespoeld was, stapten ze in evakostuum in hun camionette en reden ze weg. Op een of andere manier blijkt onze boerderij overigens een blootmagneet, want net voor de zomer werden we al eens een week lang dagelijks geconfronteerd met de eigenares van het achterliggende huis die in vol ornaat haar terras schoonschrobde voor de volgende huurders. Om maar te zeggen: niet alleen Dana is hier puur natuur.
Maar bij les gendarmes du plage ligt dat toch wat anders. U moet weten: de late vijftigers zijn beiden even groot als rond en het enige strakke aan hun lijf is zijn flikkensnor en militair gemillimeterd broskapsel. Maar daar trekken ze zich geen, euh, fluit van aan en dus paraderen ze een godganse dag als Keizers zonder kleren over hun geannexeerd grondgebied. Hier en daar houden ze even halt om zonder schroom een praatje te slaan met enkele oude bekenden medenudisten, maar alle andere strandgangers – zoals wij – krijgen een norse ‘van mijn erf’-blik.
Ter versterking maakt Petit Napoleon – een koosnaampje omwille van zijn, euh, lengte – er overigens ook dagelijks een traditie van om – handen op de rug, jongeheer in de schaduw van zijn buikluifel – met de hiel van zijn linkervoet een kader rond hun territoire af te tekenen in het zand. Zoals het een echte strandmaarschalk betaamt. Het was immers niet toevallig de echte Bonaparte die ooit zei: “Als je iets goed gedaan wil hebben, moet je het zelf doen.”
Welnu, de strandgendarmes bleken dus als een van de weinige vaste klanten wel op post. En zowaar voor het eerst in al die jaren, bleek Napoleon ons daar op het terras van Pepe te herkennen terwijl we met de gastheer een Coronapraatje sloegen. Hij stapte ostentatief op onze tafel af, schoof zijn zonnebril tot halfweg zijn militaire kruintuin en sprak de legendarische woorden: “Bonjours, mes amis. Zo slecht is die hele Coronatoestand toch niet? We hebben nu elke dag héél het strand voor ons.”