Dãowijn

Alhoewel we dicht bij de oceaan wonen trek ik liever, als het om evenwicht gaat, naar de uitgestrektheid van de bergen. Ik wil een paar dagen unpluggen en nodig Daniela uit om met me mee te gaan naar de Serra da Estrela; we verjaren allebei begin augustus en ons gevoelsleven loopt vaak merkwaardig gelijk.

We rijden in haar 20 jaar oude Seat Ibiza naar een sanatorium op de top van een berg waar honderd jaar geleden al rust werd voorgeschreven. Het is dezelfde afstand als van Gent naar Dinant maar we bevinden ons op 1300 meter hoogte.
Deze tussenwereld met haar granieten maanlandschap en enkele ruwe bomen doet ons na een korte wandeling herademen. Het enige teken van leven in deze onaardse wereld — met boven ons de sterren en onder ons de mens en haar zoektocht naar beter leiderschap — is een herder. Ik denk aan De alchemist van Paulo Coelho en voor even ben ik jaloers op die schatbewaarder met zijn kudde schapen die onverstoord een onzichtbare lijn door de horizon bewandelt.

Wij gewone mensen echter, keren voor de duisternis valt naar het hotel terug om te herleven bij een verkwikkende douche en de geur van verse lakens. Onze manier om dichter bij de goden te komen is een parelende fles witte wijn; een encruzado uit de Dãostreek die aan de uitlopers van de berg op grillige ranken groeit en waar drie rivieren in de kom van de aarde zich een weg door de granietbodem slingeren.

Mijn compagnon koos de wijn, wetende dat ook ik bij de eerste slok verrukt zou zijn.

Ze, Daniela, is van Trás-os-Montes, wat letterlijk ‘van achter de bergen’ betekent, een bergachtige, mystieke streek uit het noorden die met haar keuken van worsten, kazen, varkens- en geitengerechten mee de Noord-Portugese keuken schiep. En alhoewel ik het was die haar uitnodigde, laat ik me door haar door de regio leiden die in veel opzichten op haar geboortestreek lijkt.

Het is een wijn die al mijn favoriet was maar die ik ook, omdat hij ons beider gevoelsleven lijkt te raken, diep begin te appreciëren

De dag erop slingeren we tussen hoogtes en laagtes, langs een verdwenen gletsjer die een kartelend patroon op de rotsen achterliet. We houden halt op de Torre, het hoogste punt van Portugal (1993 meter) en kopen er sokken en slippers van schapenwol.
‘Oubollig ja, maar beter vind je niet,’ zegt Daniela. Onze vriendschap is gebaseerd op een onuitgesproken gedragscode die de lat hoog legt en waarbij eenvoud de sleutel vormt. We tolereren geen luide stemmen, gefleem van obers, overtollige uitleg, sterke parfums of laagjes dunne beschaving tegen een dure prijs. Daarentegen houden we wel van de geheimzinnige kronkels van een herderspad, van de boerin die ons kaas en vlees laat proeven zonder dat we iets hoeven te kopen en raken we ontroerd van een vallend herfstblad dat alle schakeringen van het leven achter zich laat.

Na enkele traagverlopende dagen dalen we de berg af naar het plateau waar de Dãowijnen gedijen, door drie serra’s beschermd van continentale en atlantische winden. We bezoeken verschillende quinta’s en verdwalen in hun sprookjesachtige tuinen.
Daniela leert me er de Touriga Nacional kennen, een blauwe inheemse druif die helemaal Portugees is, fruitig wanneer jong maar ook complex en nobel en in staat tot een lang gerijpt leven. Het is een wijn die al mijn favoriet was maar die ik ook, omdat hij ons beider gevoelsleven lijkt te raken, diep begin te appreciëren. Bij een laatste zonsondergang heffen we in een herfstige tuin het glas, en besluiten we dat wie op zoek is naar evenwicht slechts naar de wonderlijke natuur hoeft te kijken die je ook met een glas Dão door je eigen bloed kan laten stromen.

Ontdek nog meer artikels over ...