De waarheid heeft haar rechten. Ik leerde Notos kennen dankzij Verhofstadt en Stevaert, toen die begin dit millennium de paarse regering in de betere Brusselse restaurants plachten te vieren. De liberalen hadden een voorkeur voor Italiaans en bij uitbreiding voor de mediterrane keuken; Guy Verhofstadt had zelfs een Italiaanse chef in dienst. Natuurlijk kende ik de eerste minister en de betreurde teletubbie niet persoonlijk, maar we wisten het als jonge culinaire journalisten wel zeker: waar Verhofstadt ging, daar was het goed toeven.
Constantin speelde niet voor de tribunes, zijn aandacht ging naar eenvoud en smaak, de kracht van het pure product.
Notos bleef al die jaren trouw aan de filosofie, en was van meet af aan een atypisch Grieks restaurant. Geen visnetten aan het plafond, geen afzichtelijk geschilderd haventje of een blauwwitte vlag aan de wand. Chef en eigenaar Constantin Erinkoglou bewandelde al vroeg de weg van het minimalisme, in zijn tot restaurant omgebouwde garage met die fraaie, statische art-déco ingang. Ik herinner me van die beginjaren die voortreffelijke taramosalata, die tot mijn verwondering niet fluoroze was zoals elders maar vaal en beige. Constantin speelde niet voor de tribunes, zijn aandacht ging naar eenvoud en smaak, de kracht van het pure product. Goddelijke olijfolie deed de rest.
En zo gingen we na pakweg vijftien jaar terug naar de Livornostraat om er in de armen te vallen van de minzame socioloog en filosoof. Constantin was geen haar veranderd. Wat grijzer misschien. Een stoppelbaardje. Maar dat vonden we passen bij zijn imago van filosoof. Constantin kwam altijd al graag een praatje slaan aan tafel, en toen werden brugjes gelegd van de Macedonische keuken naar de Balkanpolitiek en weer terug. Heerlijke tijden waren dat, en we beleefden ze opnieuw.
Een klassieker van de Griekse keuken, die hier met precisie en aandacht voor smaak en gaartijd werd uitgevoerd.
Het feest begon met een belachelijk lekkere en fluwelige paprikasoep met een dot zure room, die niet eens zwaar op de maag was. Er volgde een salade van ‘nonnenpareltjes’ uit de Macedonische bergen, koude pasta met de textuur van voorgekookte tarwe, fris en rins met olijfolie en citroen. Boterzachte filet van steenbolk met tot in de perfectie gegaarde snijbiet. En dan een klassieker van de Griekse keuken, die hier met precisie en aandacht voor smaak en gaartijd werd uitgevoerd: youvarlakia met avgolemonosaus, ofte in druivenbladeren gewikkeld en gestoomd kalfsgehakt in citroensaus, die ik nadien probeerde op te deppen met het mij resterende brood. Mierzoete baklava en met oranjebloesem geparfumeerde sponscake sloten dit Macedonische festijn af.