‘Hoe heb je je praktisch voorbereid?’, vroeg een vriendin.
‘Wel eh, níet eigenlijk’, antwoordde ik naar waarheid. Ik wist pas een week van tevoren dat ik kon vertrekken, doordat het niet helemaal duidelijk was wanneer de grens met Frankrijk precies zou opengaan. Ik had natuurlijk The Way gezien, de film van Emilio Estevez, over een man (Martin Sheen) wiens zoon op de eerste dag van zijn Camino-avontuur sterft. Hij vliegt naar Saint-Jean om zijn dode zoon op te halen maar beslist daar dat hij naar Santiago moet om de reis van zijn zoon te vervolledigen en neemt zijn asse mee om onderweg uit te strooien. Vele pelgrims lieten zich door The Way inspireren tot de Camino. Als voorbereiding op een tocht van 800 km lijkt het bekijken van een speelfilm wat magertjes, maar naast het feit dat het een mooi, zij het erg geromantiseerd verhaal is, stak ik er ook nog wat van op. Dat je oordopjes moest meenemen bijvoorbeeld. Dat je onderweg de sporadische ‘zwaan-kleef-aan’ van je af moet schudden. En dat iedereen zijn eigen reden heeft om de Camino te doen.
Net als alle andere pelgrims ben ik een wandelend cliché. Over een paar dagen word ik vijftig. De Camino is mijn vluchtstrook, een excuus om die verjaardag niet te moeten vieren. Om niet zoals normale mensen dat doen een feest te organiseren. Hoewel ik helemaal anders ben dan mijn moeder, hóór ik het haar nog zeggen toen zij vijftig werd: ‘Ik wil géén Sarah in mijn voortuin hoor!’, verwijzend naar de Nederlandse traditie om bij een vijftigjarige een pop die de bijbelse Sarah of Abraham symboliseert in de tuin te zetten. Zo geweldig vond ze het ouder worden niet. Tot ze doodziek werd. Maar ik ben gezond. Ik ben buiten. Ik hoef niets te doen, behalve die ene voet voor de andere zetten. Ongeveer twee miljoen keer. Wat een luxe! Dit is het allerbeste verjaardagscadeau ever en ik kus mijn pollekes met een man die dat begrijpt en steunt.
De dag voor mijn vertrek heeft hij mij helemaal naar de Gers gereden om mij naar het graf van mijn moeder te brengen. Zij woonde de laatste zeven jaar van haar leven in een piepklein gehuchtje niet ver van Lourdes, en was daar zo gelukkig dat ze het lokale begraafplaatsje als haar laatste rustplaats uitkoos. Helaas belandde ze er veel te jong.
Het was een dag vol emoties die – na dertien jaar nog altijd – met tranen gepaard ging.
Ik zie de tranen achter zijn ogen, maar ze breken gelukkig niet door
Omdat ik moeilijk kon inschatten hoe gemakkelijk ik een bed voor de nacht zou vinden, heb ik drie nachten van te voren gereserveerd. Voor mijn eerste nacht, in Roncesvalles is dat een pelgrimsherberg die in een voormalig klooster is gevestigd.
Voor mij is alles nieuw. Helemaal alleen een ganse dag wandelen door een onbekend gebergte. Slapen met tientallen wildvreemden in stapelbedjes op een slaapzaal. Ik ben een Camino-maagd en ik vrees dat het opvalt.
Ik heb mij juist geïnstalleerd in mijn stapelbedje en mijn trekkersslaapzakje van de Decathlon uitgerold als er een man naast mij zijn rugzak op zijn bed legt. Ik slaap onder, hij slaapt boven, maar in aanpalende bedden. De covidmaatregelen bepalen dat de herbergen slechts op halve bezetting werken. Nadat hij een paar keer weg is gelopen en teruggekeerd, stel ik hem een beetje schuchter en aftastend wat vragen om het ijs te breken. Wat is ‘making conversation’ en wat is pure nieuwsgierigheid? ik ken de geplogenheden niet. Mijn buurman heet Richard en woont in Düringen, vertelt hij met zachte, lichtjes verlegen stem, maar is geboren in Marche-en-Famenne. Zijn vader trok rond als militair. Een jeugd tussen twee landen, tussen twee talen. Tijdens ons korte babbeltje laveren we tussen Duits en Frans. En ja, hij heeft de Camino al een paar keer in stukjes gedaan, met zijn vrouw. Ik voel dat mijn buurman voor één nacht achter zijn vriendelijke blik iets verbergt. Niet veel later komt de aap uit de mouw. Zijn vrouw is nog maar vorig jaar gestorven. Het verdict kwam 25 jaar geleden: longkanker. Men gaf haar nog drie maanden. Vijfentwintig jaar en enkele zware Camino’s later gaf ze de wedstrijd definitief op… Een lange stilte tussen ons doet Richard terug naar het verleden zweven. En dan zegt hij: ‘Maar ik draag haar nog even dicht bij me.’ Hij bedoelt het niet in overdrachtelijke zin. Hij draagt haar asse in een doosje mee tot Santiago om haar onderweg uit te strooien. Martin Sheen, maar dan écht. Zo doet het koppel hun laatste Camino sàmen. Ik zie de tranen achter zijn ogen, maar ze breken gelukkig niet door. Het was vooral de eerste dag lastig, zegt hij. Zo veel herinneringen die boven kwamen… Het is ook om die reden dat hij de Camino niet wandelt, maar rént. Als ik naar hem luister, betwijfel ik of het onderweg beter wordt voor hem. Ik help het hem hopen maar ik lig zelf lang wakker met de sterke Marita (zo heette zijn vrouw) die door mijn hoofd spookt.
Hij haalt mij in. Op zijn rug dat kleine rugzakje waarin hij zijn vrouw meedraagt
Om 7 uur ‘s ochtends stipt sta ik fit en energiek – ik heb mijn oordopjes niet nodig gehad, Richard was een stille slaper – aan de bar van restaurant Sabina (de kantine van het convento is vanwege c gesloten) te wachten op mijn tostada, zumo en café solo. Naast mij staat een in jeans en een wolk van aftershave gehulde jongeman een carajillo (koffie met brandy) weg te werken. ‘Cómo va tu blog para la revista?’ vraagt hij. Even ben ik verbaasd; hoe weet híj dat ik schrijf? En dan realiseer ik me dat hij gisteravond na het diner mijn gesprek met een paar Italiaanse pelgrims heeft geluistervinkt. Hij stelt zich spontaan voor als Jose Antonio en zegt dat hij ook ‘en Camino is’. De verdere dag én de volgende kom ik hem nog vaak tegen, altijd enthousiast zwaaiend en roepend ‘Jackieeeeee! Adónde vas?!’ Ik moet opnieuw denken aan The Way, waarin Martin Sheen een Nederlandse ‘plakkerd’ ontmoet die zich overal voorstelt als Joost from Amsterdam en die hij maar niet lijkt te kunnen lossen. Maar gelukkig voor mij heeft Jose Antonio zich al vastgeklampt aan Maider, de Baskische die, na een zware eerste dag – ik kwam haar helemaal uitgeteld tegen bij km5! – haar tweede adem heeft gevonden. Na een paar dagen doet zij haar bijnaam ‘Iron Maider’ alle eer aan.
Halverwege mijn wandeling naar Zubirí hoor ik iemand achter mij rennen. Ik draai me om en ontwaar Richard met zijn fluorescerende oranje sokken. Hij haalt mij in. Op zijn rug dat kleine rugzakje waarin hij zijn vrouw meedraagt. We wuiven naar elkaar: ‘Buen Camino!’ En wég is hij. Iemand schreef op een blog: ‘de Camino is de ultieme viering van je eigen leven.’ Even sta ik stil en haal diep adem. Dan sjor ik mijn rugzak wat vaster en vervolg mijn weg.