Alles of niets
“Als jullie het huis willen moeten jullie er de grond bij nemen,” had de familie gezegd. Het stuk grond waar ze over spraken was een overwoekerd domein van verschillende percelen waar we niet onmiddellijk raad mee wisten maar er stond een waterbron op en onder de metershoge doornstruiken zat een boomgaard verborgen. Aan de rand stroomde een riviertje, hingen druiventakken aan een oude afscheiding en in het midden van deze heerlijkheid groeide er om de een of andere reden een bamboebosje. Het volstond om deze twee onkundige Belgjes te doen dromen en we stemden in.
Ook het huis zelf was overwoekerd en de eerste dagen pijnigden we ons een weg door de doornen, van de poort over de dorsvloer tot de achterdeur op de eerste verdieping. Wie het sprookje wil, moet eerst ploeteren.
Als ik zowat voor de duizend en eerste keer met een lege kruiwagen van het land terug naar het huis keer, stopt een wagen. Het moet onze buurman zijn die links woont, aan het einde van de travessa in een klein huisje met veel zelfgebouwde bijgebouwtjes. Rechts staat een moderne villa bovenaan een hellend domein met gemillimeterd gras, geitjes en pauwen. De eigenaar woont ‘ergens in Afrika’.
“És estrangeiro?” vraagt de man. Ik antwoord van wel.
“Heb je dit stuk land gekocht?”
“Sim, senhor.”
“Verkoop je het?”
“Não, senhor.”
“Waarom niet?”
“Omdat we het zelf twee dagen geleden gekocht hebben?”
“Ik wil enkel het deel dat ik bewerk kopen.”
“Dat gaat de bank niet leuk vinden, meneer.”
“Ach zo,” zegt hij en hij wil doorrijden.
Voor het eerst in mijn leven ben ik de bank dankbaar. In Portugal liggen er grote lappen grond waarvan niemand nog weet wie de eigenaars zijn. De vele kinderen en kleinkinderen vertrekken naar het buitenland of de steden. Diegenen die achterblijven, cultiveren jarenlang ‘onrechtmatig’ de grond. Het leidt tot heel wat burenvetes en misverstanden want een woord is een woord en er wordt weinig op papier gezet: iedereen kan zeggen wat hij wil. Ook de buurman gebruikt al jaren een stuk land dat nu officieel van ons is. Hij weet dit want hij wil al jaren een perceeltje kopen maar het was alles of niets.
We kozen er bewust voor om tussen de mensen te wonen en niet achter een idyllische omheining. Dat daar vroeg of laat vodden van komen, dat kan.
“Je mag dat veld gerust nog een jaar gebruiken,” zeg ik tegen hem.
“Ach zo,” zegt hij opnieuw en hij lijkt even na te denken. “Ik heb geen probleem met buitenlanders. Iedereen is gelijk. Je mag zelfs mijn materiaal gebruiken om het land te bewerken.”
Ik wil mezelf voorstellen maar hij rijdt al de bocht naar zijn huisje in. Later komen we te weten dat hij Geronimo heet en dat het enige materiaal dat hij bezit een bosmaaier is die, als we er om vragen, toevallig bij een vriend ligt. We voelen ons beledigd noch belazerd. Op het platteland gelden andere regels. Wij zijn hier nieuw. We kozen er bewust voor om tussen de mensen te wonen en niet achter een idyllische omheining. Dat daar vroeg of laat vodden van komen, dat kan. Maar ik geloof dat de mens met al zijn fratsen het leven ook spannend houdt. Of de dorpsbewoners die Belgen aanvaarden die hun lappen grond opgekocht hebben, dat is afwachten. Dat wordt alles of niets.