Het heeft vast niets met mij en mijn overigens zeer gecontroleerde driftbui na de Telefactsreportage van vorige week te maken, maar BViroloog Marc Van Ranst vond het eind vorige week plots wel oké om deze zomer naar het buitenland te reizen, mits die bestemming (én België) zijn zaakjes goed op orde had.
Ik had na die uitzending over de toekomst van het toerisme wel honderd vragen, maar dit waren alles bij elkaar toch de meest pertinente: reizen herleiden tot een all inclusivebubbel is niet alleen jammer, het is ook een vreselijke fout. Reizen is andere mensen en culturen ontdekken, uit je comfortzone treden, je horizon verruimen, antwoorden zoeken op levensvragen. Het reizen heeft me gedurende meer dan veertig jaar geboetseerd tot wie ik vandaag ben. Dat gaat niet door een zwembad te bouwen in je tuin of er in een tent te slapen.
Ik heb onnoemelijk veel respect voor Van Ranst en zijn collega’s maar een viroloog horen beweren dat kinderen niets aan een verre vakantie hebben is toch een beetje hetzelfde zeggen als dat een dorpsbakker niets te leren heeft van Pierre Hermé of het Maison Ladurée. Ik heb ook nog nooit de CEO’s van TUI of Brussels Airlines horen zeggen dat het vaccin van AstraZeneca meer kans op slagen heeft dan dat van Johnson & Johnson. Schoenmakers en leesten, en zo.
Ik was nog geen vijf toen mijn ouders mij op de formica achterbank van een knaloranje Opel Ascona duwden en door het ijzeren gordijn naar Dresden reden. In mijn herinnering was zelfs de frigobox oranje met een witte klep, en binnenin zaten de grootste schatten van de avontuurlijke tocht: botermalse sandwiches met ei en spek. Vader vroeg moeder om hem af en toe een glas water of kopje thermoskoffie in de hand te stoppen terwijl we bij het krieken van de dag door Duisburg, Dortmund en Braunschweig tuften. Rond een uur of tien, elf lieten we Helmstedt achter ons, waarna de prikkeldraad en wachttorens van Marienborn volgden. Wist ik veel dat we het communisme inreden. Het arbeidersparadijs met zijn Volkseigene Betriebe en supermarkten die maar één soort mosterd en yoghurt hadden. Wat moeten vader en moeder gedacht hebben toen ze de eerste Trabant zagen? Toen na een kilometer of tien op het grondgebied van de Duitse Democratische Republiek uit het niets een politie-Wartburg kwam opdagen die hen uit pure nieuwsgierigheid aan de kant zette? Nou ja, een briefje van tien westmark in het paspoort stoppen, dat deed toen al wonderen. Anders had je een boete van honderd ostmark aan je been.
Laten we toch in godsnaam wat vriendelijker en liever zijn voor elkaar
Er is natuurlijk een fundamenteel verschil tussen reizen en op vakantie gaan. Mijn vrouw verwart die beide begrippen af en toe een keer met elkaar, en ik kan dat begrijpen. Zij zit niet in dit vak, waarbij je reist om te leren. Als ik met vakantie ga, dan wil ik ook graag een keer aan een zwembad liggen met een glas koele riesling en een boek dat spannend is. Zij ‘reist’ dan liever, ze wil eropuit trekken, andere steden, stranden, bossen, winkels, mensen zien. Het mag voor haar dan best druk zijn, ze verstaat de gave om zich volledig te abstraheren van dat gewoel. En gevoel. Ik niet, vakantie is voor mij rust op een mooie, inspirerende plek. Ik heb de luxe vaak te ‘reizen’ voor mijn werk. Lange dagen te luisteren, interviewen, noteren, fotograferen, editen. Beide vormen van ontspanning verschaffen me plezier, maar ik houd ze liever zoveel mogelijk uit elkaar.
Collega Sven Ornelis kreeg vorige week op zijn donder omdat hij boudweg had durven beweren dat hij zijn appartementje in Barcelona miste en eindelijk perspectief had om op 1 juli terug te kunnen gaan. Ach, ga toch een eindje ergens anders jaloers zijn, denk ik dan. Deze maatschappij valt alweer heel erg uit elkaar tussen de mensen die iets doen en de anderen die daar iets van vinden. Nee, je mag geen plastic meer kopen. Nee, je mag geen vlees eten. Nee, je mag je gazon niet meer sproeien. En plots mag je ook geen tweede verblijf hebben. En moét je vakantie vieren in eigen land. Dit gaat niet meer om veiligheid, maar om het belerende vingertje van de naijver. Laten we toch in godsnaam wat vriendelijker en liever zijn voor elkaar. In deze crisis kunnen we dat soort gif en zuur missen als kiespijn. Om het met Bregman te zeggen: ‘De Meeste Mensen Deugen.’
Mijn reisgevoel werd gebouwd op de krakkemikkige Autobahn tussen Maagdenburg en Dresden, toen ik net geen vijf was en Suske en Wiskes verslond op de formica achterbank. Ik was een reiziger nog voor ik daar erg in had. Ik kan het echt iedereen aanraden om jonge kinderen mee te nemen op reis. Het is volstrekte onzin dat een klein kind daar ‘niets aan heeft’. Een klein kind kan het avontuur tot in de diepste aders voelen. En het krijgt daardoor een voorsprong op alle anderen als het erom gaat oogkleppen open te houden. Voor iemand als Marc Van Ranst zou dat overigens een extra argument a fortiori moeten zijn. Het toerisme zal wellicht nog na de horeca openen, eind juni. Daarmee zou dan een voorlopig einde komen aan de vreemdste maanden uit onze jonge geschiedenis. En starten we voorgoed een nieuw tijdperk: dat van de duurzaamheid en de veiligheid.
Toni De Coninck
Hoofdredacteur